Maak op het deksel en de
bodem van de set
cuvetten zodanig een
markering, dat onbedoeld
verwisselen van de
cuvetten is uitgesloten.
3.
Bij de voorbereiding van het
watermonster dient u het uit‐
gassen van chloor/broom/
chloordioxide/ozon, bijvoorbeeld
door het pipetteren en
schudden, te voorkomen. Dit
geldt met name voor de opge‐
loste gassen chloordioxide en
ozon en dan in het bijzonder bij
temperaturen boven 30°C. De
analyse dient onmiddellijk na
het nemen van het monster te
worden uitgevoerd.
4.
De DPD-kleurontwikkeling vindt
plaats bij een pH-waarde van
6,2 tot 6,5. De reagentia
bevatten daarom een buffer
voor de instelling van de pH-
waarde. Voordat u begint met
de analyse moet u de pH-
waarde van sterk alkalisch of
zuur water instellen op een
waarde tussen 6 en 7 (met 0,5
mol/l zwavelzuur of 1 mol/l
natronloog).
5.
Concentraties hoger dan
10 mg/l chloor bij toepassing
n
van tabletten
22 mg/l broom bij toepas‐
n
sing van tabletten
19 mg/l chloordioxide bij
n
toepassing van tabletten
6 mg/l ozon bij toepassing
n
van tabletten
ð kunnen leiden tot resultaten
binnen het meetbereik van
max. 0 mg/l. In dit geval
dient u het watermonster te
verdunnen met oxidatiemid‐
delvrij water en de meting te
herhalen (plausibiliteitstest).
6.
Troebelheid (heeft meetfouten
tot gevolg): Bij watermonsters
met een hoog calciumgehalte*
en/of een hoge geleidbaarheid*
kan er bij toepassing van
[DPD nr. 1] -tablet een troebeling
van het watermonster ontstaan
waardoor er meetfouten
optreden. In dit geval dient u als
alternatief de reagenstablet
[DPD nr. 1 High Calcium]
gebruiken. Wanneer de troebe‐
ling pas na toevoeging van
[DPD nr. 3] -tablet optreedt, dan
kunt u deze voorkomen door
gebruik van
[DPD nr. 1 High Calcium] en
[DPD nr. 3 High Calcium] -tablet.
[DPD nr. 1 High Calcium]
De
mag alleen in combinatie met
[DPD nr. 3 High Calcium]
worden gebruikt.
ð *Het is niet mogelijk om
exacte waarden aan te
geven aangezien een troe‐
beling wat betreft aard en
samenstelling afhangt van
het watermonster.
Analyse-methoden
31