Valkerf aanbrengen:
De valkerf bepaalt de valrichting en geleidt de boom.
De valkerf wordt in een rechte hoek t.o.v. de
velrichting aangebracht en bedraagt 1/5 - 1/3 van de
stamdiameter. Breng de snede zo dicht mogelijk bij
de grond aan.
Fig. 15
Begin met de bovenste snede (valkerfdak).
Voer daarna de onderste snede (valkerfzool) uit.
De onderste snede moet precies samenkomen
met de bovenste snede.
Controleer de valrichting.
Als de valkerf moet worden gecorrigeerd, dient u
steeds over de volledige breedte bij te snijden. In
uitzonderlijke gevallen kan de onderste snede
ook schuin omhoog worden uitgevoerd om een
meer open valkerf te verkrijgen. Op een helling
kan de val op die manier langer worden
gestuurd.
De velsnede wordt hoger
aangebracht. Hij moet precies horizontaal
worden uitgevoerd. Vóór de valkerf moet ca. 1/10
van de stamdiameter als breukrand
staan.
De breukrand fungeert als scharnier. De
breukrand mag in geen geval worden
doorgesneden, anders valt de boom
ongecontroleerd.
Plaats tijdig spieën. De velsnede mag enkel met
spieën uit kunststof of aluminium worden beveiligd.
Stalen spieën zijn niet toegelaten.
Tijdens het vellen mag u zich enkel zijwaarts van de
vallende boom ophouden.
Als u achteruitgaat na de velsnede dient u op te
letten voor vallende takken.
Tijdens werken op een helling moet de zager boven
of zijdelings van de te bewerken stam of boom staan.
Ga achteruit als de boom valt. Let op de kruinruimte.
Wacht tot de kruin niet meer beweegt.
Werk niet verder onder takken of bomen die zijn
blijven hangen.
Na het werk
kettingspanning lossen
dan de valkerfzool
blijven
- 123 -
11. Gebruiks- en onderhoudsinstructies
Voor het onderhoud en de herstelling van moderne
apparaten en hun veiligheidsrelevante componenten
is een gekwalificeerde vakopleiding vereist, alsook
een werkplaats die over speciaal gereedschap en
testapparaten beschikt. De fabrikant adviseert dan
ook alle werkzaamheden die niet in deze
gebruiksaanwijzing beschreven zijn, te laten
uitvoeren door een gespecialiseerde werkplaats. De
vakman beschikt over de vereiste opleiding, ervaring
en uitrusting om u de meest betaalbare oplossing aan
te bieden. Hij helpt u verder met raad en daad.
Hou bij alle onderhoudswerken rekening met de
veiligheidsvoorschriften!
Na een inlooptijd van ca. 5 bedrijfsuren moet worden
nagegaan of alle bereikbare schroeven en moeren
(behalve de instelschroeven van de carburateur)
goed vastzitten. Indien nodig aanspannen.
Bewaar de machine bij voorkeur op een droge en
veilige plaats met volle brandstoftank. Er mogen geen
open vuren of dergelijke in de omgeving voorkomen.
Bij langdurige onderbrekingen (meer dan vier weken)
dient u ook rekening te houden met de instructies in
paragraaf 11.1 "Stilleggen en opbergen".
11.1 Stilleggen en opbergen
De motorzaag moet na elk gebruik grondig worden
gereinigd en op beschadigingen worden
gecontroleerd. Zeer belangrijk zijn de kettingrem, de
aanzuigomgeving voor de koellucht, de
cilinderkoelribben en de luchtfilter. Gebruik voor de
reiniging enkel de in de vakhandel verkrijgbare
milieuvriendelijke reinigingsmiddelen. Reinig de
motorzaag niet met brandstof!
Berg de motorzaag op in een droge ruimte en met
aangebrachte kettingbescherming. Er mogen geen
open vuren of dergelijke in de omgeving voorkomen.
Onbevoegd gebruik – met name door kinderen –
moet worden vermeden.
Bij onderbrekingen van meer dan vier weken dient u
ook de brandstoftank en de olietank voor de
kettingsmering op een goed geventileerde plaats leeg
te maken en te reinigen. Start de motor bij lege
brandstoftank en laat de carburateur leeglopen tot de
motor stopt. Anders kunnen olieresten uit het
brandstofmengsel de carburateurmonden verstoppen
en kan het starten later moeilijk zijn. Als u bio-
kettingolie gebruikt, dient u voor een pauze van
minstens 2 maanden in elk geval de motorzaag
gedurende enige tijd met motorolie (SAE 30) in de
olietank te gebruiken, zodat alle resten van bio-olie
uit de tank, de oliezoekerslang en de snij-inrichting
worden verwijderd.
Gebruik van de motorzaag
NEDERLANDS 17