7. Elektrische aansluiting
7. Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING!
Neem de veiligheidsrelevante maximale waarden in acht voor de aansluiting van
de netspanning en de sensoren vastgelegd in hoofdstuk 9.1 "Typeoverzicht en hun
NL
goedkeuringen".
Tref maatregelen ter vermijding van elektrostatische ontladingen op de aansluitklemmen bij
werkzaamheden aan de veldinstrumenten (bijv. montage/demontage, onderhoudswerkzaamhe-
den).
WAARSCHUWING!
Voer montagewerkzaamheden uitsluitend uit met losgekoppelde voeding!
Gebruik de aanbevolen kabels en draai de kabelwartel vast aan. Leid de aansluitkabel naar
beneden en voor de kabelwartel langs als extra bescherming van het instrument tegen het
binnendringen van vloeistoffen. Regenwater en condenswater kunnen op deze manier druppelen.
Het instrument wordt aangesloten door een in de handel verkrijgbare tweedraadse kabel zonder
scherm. Indien wordt verwacht dat de elektromagnetische storing de testwaarden van NEN-EN
61326 voor industriële gebieden overschrijdt of dat de HART
moet een afgeschermde kabel worden gebruikt. Gebruik kabels met ronde diameter. Een
buitendiameter van de kabel van 5 ... 9 mm (0,2 ... 0,35 inch) garandeert dat de kabelwartel goed
vastzit. Bij het gebruik van andere diameters of doorsneden moet de pakking worden vervangen
of een geschikte kabelwartel worden gebruikt.
Sluit het kabelscherm aan beide zijden op aardpotentiaal aan wanneer een afgeschermde
kabel nodig is. Sluit het scherm in de sensor direct aan op de interne aardingsklem. De externe
aardingsklem van de behuizing moet met lage weerstand aangesloten zijn op de potentiaalveref-
fening.
PAS OP!
Indien potentiaalvereffeningsstromen worden verwacht, moet een keramische
condensator (bijv. 1 nF, 1.500 V) worden gebruikt voor de aansluiting aan de
evaluatiezijde. De laagfrequente potentiaalvereffeningsstromen worden dus
onderdrukt, maar de hoogfrequente stoorsignalen blijven.
18
-multidropmodus wordt gebruikt,
®
WIKA gebruikshandleiding types TIF50, TIF52