Inhoudsopgave
Advertenties
Bedieningsinstructies UNIcon MODBUS Master
5.4
Signaalingang resp. sensoraansluiting (E1, E2)
Het toestel 2 heeft analoge ingangen: Analog In 1 ="E1" en Analog In 2 = "E2".
De aansluiting is afhankelijk van de geprogrammeerde modus en van het gebruikte sensorsignaal.
Bij de aansluiting van passieve temperatuursensoren TF.. (KTY81-210) of PT1000 aan de
•
klemmen "E1" en "T" resp. "E2" en "T" hoeft niet op de polariteit te worden gelet.
Voor een hoge storingsbestendigheid moet direct aan de sensor een condensator worden
aangesloten (1nF parallel). Bij temperatuursensoren type TF.. (KTY81-210) is de condensator
geïntegreerd.
Bij de aansluiting van actieve sensoren aan de klemmen "E1" en "GND" resp. "E2" en "GND" moet
•
op de juiste polariteit worden gelet, een spanningsvoorziening met 24 V DC is geïntegreerd.
Bij sensoren in techniek met twee geleiders (4 - 20 mA signaal) vindt de aansluiting aan de
•
klemmen "E1" en"24 V" plaats resp. "E2" en "24 V" , de "GND" aansluiting vervalt.
Gevaar door elektrische stroom
Nooit de netspanning aan de signaalingang aanleggen!
5.5
Signaaluitgangen 0 - 10 V (A1, A2)
Via de analoge uitgangen kunnen bijvoorbeeld toerentalinstellers met 0 - 10 V ingang worden
aangestuurd. Ventilatoren met geïntegreerde controller en 0 - 10 V ingang kunnen direct worden
aangestuurd.
Analoge uitgang 1 (klemmen A1 - GND)
•
– Geregelde 0 - 10 V uitgang voor Regelkring 1 (fabrieksinstelling functie
Analoge uitgang 2 (klemmen A2 - GND)
•
– Bij werking met één regelkring: Vaste spanning +10 V bijvoorbeeld voor het voeden van een
externe potentiometer (fabrieksinstelling functie
– Bij werking met een tweede regelkring: Geregelde 0 - 10 V uitgang voor Regelkring 2
(voorinstelling functie
Indien nodig kunnen andere functies worden toegewezen (zien Bedieningshandleiding/IO Setup).
Gevaar door elektrische stroom
Uitgangen van meerdere toestel mogen niet met elkaar worden verbonden!
5.6
Spanningsvoorziening voor externe apparaten (+24 V, GND)
Voor externe apparaten, bijvoorbeeld voor een sensor, is een spanningsvoorziening geïntegreerd
(max. belastingsstroom zie Technische gegevens).
De tolerantie van de uitgangsspanning bedraagt bij de 230 V en 400 V uitvoering -30 % - +20 %.
Bij de 24 V DC uitvoeringen is deze rechtstreeks afhankelijk van de voedingsspanning.
Bij een overbelasting resp. kortsluiting (24 V - GND) wordt de externe spanningsvoorziening
uitgeschakeld (Multifuse). Het apparaat voert een RESET uit en werkt verder.
Spanningsuitgangen van meerdere apparaten mogen niet met elkaar worden verbonden!
•
Spanningsuitgangen in het apparaat mogen niet met elkaar worden verbonden!
•
5.7
Digitale ingangen (D1, D2)
Aan de digitale ingangen "D1"en "D2" kunnen verschillende functies worden toegewezen (zie IO
Setup: functieoverzicht van de digitale ingangen). Aansturing via potentiaalvrije contacten,
geschakeld wordt een laagspanning van ca. 24 V DC.
Gevaar door elektrische stroom
Nooit netspanning op de digitale ingangen leggen!
Ingangsweerstand in acht nemen (zie Technische gegevens).
L-BAL-E255-NL 2021/13 Index 005
|
|
8A
).
Art.-nr.
12/123
|
2A
|
|
1A
).
Elektrische installatie
|
).
Advertenties
Inhoudsopgave
