NL-RULES-MOTOR LAB-4 CYLINDRES.pdf
VAAK GEBRUIKTE MOTORTERMEN
Klep: Een systeem dat opent en sluit om
gassen of vloeistoffen tegen te houden of te
laten stromen.
Kleplichter: Zie Nokvolger.
Klepspeling: De speling tussen de bovenkant
van een klep en de nokkenas.
Klepstoter: Zie Nokvolger.
Koelventilator: Een elektrische of door de
motor aangedreven ventilator aan de voorkant
van de motorruimte die de radiator koelt.
Koelvloeistof: Een mengsel van water en
antivries dat gebruikt wordt in het koelsysteem
van een automotor.
Koelvloeistofpomp (waterpomp): Een door de
motor aangedreven pomp die de koelvloeistof
rondpompt in het koelsysteem.
Koppakking (cilinderkoppakking): Een pakking
die een lekvrije afdichting creëert tussen het
motorblok en de cilinderkop van een motor.
Koppeling: Een onderdeel waarmee twee
afzonderlijke componenten die beide rond-
draaien, soepel samengekoppeld kunnen
worden, zonder dat een van de componenten
eerst moet stoppen met draaien.
Krukas: Een metalen as met krukken die de
op- en neergaande beweging van de zuigers
en drijfstangen omzet in een draaibeweging.
Krukkast: Het deel van de motor onder de
zuigers, waarin de krukas zit.
Lager: Een metalen of ander slijtvast oppervlak
waartegen een ander onderdeel beweegt.
Een lager is bedoeld om wrijving en slijtage te
verminderen en wordt gewoonlijk gesmeerd
met olie of vet.
Luchtfilter: Een filter van papier of een
schuimmateriaal die vuildeeltjes verwijdert
uit de door de motor aangezogen lucht.
Mengsel: Het lucht-brandstofmengsel dat een
motor verbrandt om vermogen te leveren.
Motorblok: De hoofdbehuizing van de motor,
waarin de cilinders, de krukas, de zuigers en
40
21/06/2018
11:22
de drijfstangen zitten.
Motormanagementsysteem: Een systeem
dat met een elektronische stuureenheid het
ontstekingssysteem en de brandstofinjectie
aanstuurt, om de efficiëntie van de motor te
verhogen en de uitstoot te verlagen.
Nokkenas: Een ronddraaiende as die aange-
dreven wordt via de krukas, met nokken die de
kleppen openduwen.
Katalysator: Een apparaat in het uitlaat-
systeem dat de hoeveelheid schadelijke
gassen vermindert die in de omgevingslucht
terechtkomt.
Nokvolger (klepstoter): Een component
tussen de nokkenas en een klep om de
kleppen te bedienen.
Oliecarter: Het hoofdreservoir voor de
motorolie. Vastgeschroefd aan de onderkant
van de motor.
Oliefilter: Een vervangbare filter die
vuildeeltjes uit motorolie haalt.
Oliepeilstok: Een metalen of plastic staaf
waarmee het motoroliepeil gecontroleerd wordt.
Ontluchtings-/ventilatieopening: Een opening
of klep waarlangs lucht of dampen uit de
motor kunnen ontsnappen, of frisse lucht in de
motor kan.
Ontstekingsafstelling: Een maatstaf voor
het ogenblik in de ontstekingscyclus van de
cilinder in een benzinemotor waarop de vonk
(van de bougie) gegenereerd wordt.
Ontstekingssysteem: Het elektrische systeem
dat zorgt voor de vonk waarmee het lucht-
brandstofmengsel in een benzinemotor
ontstoken wordt.
Ontstekingstijdstip: Het moment waarop het
lucht-brandstofmengsel in de cilinder van een
motor ontsteekt in de verbrandingskamer.
Ontstekingsvolgorde: De volgorde waarin de
zuigers in de cilinders van een motor op hun
ontstekingstijdstip komen.
41