NL-RULES-MOTOR LAB-4 CYLINDRES.pdf
VAAK GEBRUIKTE MOTORTERMEN
Hieronder vind je een lijst met termen die vaak
gebruikt worden in verband met automotoren,
samen met een eenvoudige definitie.
16V: Een term die gebruikt wordt voor een
viercilindermotor met vier kleppen per
cilinder, gewoonlijk twee uitlaat- en twee
inlaatkleppen.
Aandrijfriem: Een riem, meestal van rubber,
die aandrijfkracht overbrengt tussen twee
poelies of tandwielen. Vaak gebruikt om de
nokkenassen en randapparaten van de motor
aan te drijven.
Accu: Een "reservoir" dat elektriciteit opslaat.
Levert de elektriciteit om de motor te starten,
en voor de elektrische systemen wanneer de
motor niet draait. Hij wordt door de alternator
opgeladen wanneer de motor draait.
Alternator: Een stroomgenerator die wordt
aangedreven door de motor. Hij levert elektriciteit
voor het elektrische systeem van de auto
wanneer de motor draait, en laadt de accu op.
Antivries: Een vloeistof die aan water
toegevoegd wordt om koelvloeistof te maken.
De antivries zorgt ervoor dat de koelvloeistof
niet bevriest en voorkomt corrosie in de motor.
Bobine: Een elektrische spoel die de hoog-
spanning opwekt die het ontstekingssysteem
van een benzinemotor nodig heeft om de
bougies te doen vonken.
Boring: De diameter van een cilinder in een motor.
Bougie: Een onderdeel dat de vonk levert in
de verbrandingskamer van een benzinemotor
om het lucht-brandstofmengsel te ontsteken.
Bovenste dode punt (BDP): Het punt waarop
een zuiger zich exact op het hoogste punt van
zijn slag bevindt.
Brandstofinjectie: Een methode waarbij een
precies gedoseerde hoeveelheid brandstof
geïnjecteerd wordt in een motor.
Cilinder: Een metalen buis in de motor waarin
een zuiger schuift.
40
39
21/06/2018
11:22
Cilinderkop: Het deel bovenaan de motor waarin
de kleppen en het klepbedieningsmechanisme
zitten. De cilinderkop wordt vastgeschroefd op
het motorblok.
Cilinderkoppakking: De pakking die zorgt
voor de afdichting tussen cilinderkop en
motorblok.
Compressieverhouding: De mate waarin het
lucht-brandstofmengsel samengedrukt wordt
wanneer een zuiger van het onderste naar
zijn bovenste punt in de cilinder beweegt.
Distributieriem: Getande aandrijfriem tussen
de krukas en de nokkenas.
DOHC: Dubbele bovenliggende nokkenas
(Double Overhead Camshafts). Een motor met
twee nokkenassen: één die de inlaatkleppen
bedient, en een tweede die de uitlaatkleppen
bedient.
Drijfstang: Een metalen stang in de motor die een
zuiger verbindt met de krukas. De drijfstang zet de
op- en neergaande beweging van de zuiger om
in een draaibeweging van de krukas.
Drijfstangvoet: Het onderste gedeelte van een
drijfstang dat bevestigd is aan de krukas van de
motor. Is voorzien van een lager en brengt de
beweging van de drijfstang over op de krukas.
Gloeibougie: Een elektrisch verwarmings-
systeem in een dieselmotor dat de motor
helpt te starten wanneer die nog koud is.
Injector: Een apparaat dat brandstof injecteert
in een motor. Sommige motoren hebben één
enkele injector. Andere hebben een injector
voor elke cilinder van de motor.
Inlaatspruitstuk: Een geheel van kanalen,
gewoonlijk gemaakt van metaal of plastic,
die de lucht, of het lucht-brandstofmengsel,
naar de cilinderkop van de motor leiden.
Katalysator: Een apparaat in het uitlaat-
systeem dat de hoeveelheid schadelijke gassen
die in de omgevingslucht terechtkomen
vermindert.