LUXOMAT
Montage- en bedieningshandleiding voor B.E.G. - aanwezigheidsmelders PD4-M-DALI/DSI-C-OB/-IB
1. Product eigenschappen
•
Aanwezigheidsmelder voor daglicht afhankelijke lichtsturing
•
Speciaal voor lange en brede gangen
•
DALI/DSI interface voor sturing van dimbare DALI/DSI
ballasten
•
Wisselen tussen DSI en DALI via de
afstandsbediening of een dipswitch
•
Uitbreiding van het detectiegebied via slave detectoren
mogelijk
•
Andere functies instelbaar via de afstandsbediening
(optioneel)
•
Manueel schakelen en dimmen met een druktoets mogelijk
•
Oriëntatieverlichting mogelijk
2. Werking
De aanwezigheidsmelder stuurt de verlichting automatisch door
middel van aanwezige personen (beweging) en de aanwezige
helderheidswaarde.
De geïntegreerde lichtsensor meet constant de aanwezige helder-
heidswaarde en vergelijkt deze met de ingestelde waarde op de
detector. Als het aanwezige licht voldoende is, zal de verlichting
niet aanspringen als er beweging wordt gedetecteerd.
Als het aanwezige licht minder is dan de ingestelde waarde op
de detector, zal de verlichting aanspringen bij beweging.
De detector schakelt het licht uit als er voldoende licht is geduren-
de 5 minuten, ondanks dat de melder beweging ziet. Wanneer
de nalooptijd verstreken is, zal de verlichting ook uitgaan.
3. Veiligheidsinstructies
Werkzaamheden aan elektrische installaties mogen
enkel door gekwalificeerde elektroinstallateurs of
!
!
geschoold personeel uitgevoerd worden en dit in
overeenstemming met de elektrotechnische regels.
Netspanning uitschakelen alvorens te beginnen
met de montage!
Niet geschikt om de installatie spanningsvrij te
schakelen.
Afdekkap monteren na het aansluiten van de draden
(IB versie).
4. Montage
Voor het correct instellen van de corridor detector, de lens in de
aangegeven richting monteren (zie figuur 1)!
Figuur 1
Corridor venster
Corridor venster
In de master/slave bedrijfsmodus dient het master
!
toestel steeds gemonteerd te worden op die plaats
waar het minst daglicht aanwezig is.
De lichtsensor moet weg van het raam gericht
!
worden.
4a. Montage OB
De melder moet gemonteerd worden
op een vlakke ondergrond. Vóór
openen
het monteren de lens van de melder
sluiten
afnemen. Hiervoor de lens van de PD4
ong. 5° tegen de wijzers van de klok in
draaien en afnemen.
Na het connecteren van de aansluit-
draden, de lens met de wijzers van de
klok terug monteren (zie figuur 2).
De spanning inschakelen.
Figuur 2
4b. Montage IB
68 mm
68 mm
Maak eerst een ronde opening
met een diameter van 68 mm
in het plafond. Na aansluiting
volgens de voorschriften van de
kabels, de melder in de bestaande
opening inbrengen. De melder zet
zich door de veerklemmen vast.
(zie figuur 3).
Figuur 3
®
PD4-M-DALI/DSI-C
5a. Positie DIP-Schakelaars, LEDs en
potentiometers OB versie
Lichtmeting
C
C
B
B
1
2
A
A
DIP
PD4-
3
Opbouw
5b. Positie DIP-Schakelaars, LEDs en
potentiometers IB versie
PD4-
Plafond-
inbouw
3
1
2
DIP
6. Zelftestcyclus / inwerkingstelling
Wanneer de spanning op de melder wordt aangesloten, onder-
gaat het toestel een zelftestcyclus van 60 seconden. Tijdens deze
cyclus reageert de detector niet op beweging. De aangesloten
verlichting blijft constant aan gedurende de initialisatieperiode.
TIME
TIME
18 16
18 16
10
10
6
6
22
22
3
3
25
25
1
1
30
30
TE
TE
7. Werking en inwerkingstelling
Gewenste helderheidswaarde voor constante
LUX
LUX
2000
2000
(Potentiometer A)
lichtregeling
1200
1200
600
600
De gewenste helderheidswaarde kan tussen ca. 10 en
200
200
TIME
TIME
40
40
2000 Lux ingesteld worden
18 16
18 16
10
10
Symbol :
6
6
nacht modus
22
22
3
3
25
25
1
1
Symbol
:
dag modus
30
30
TE
TE
20%
20%
50 30
50 30
10
10
„Licht" (Potentiometer B)
Nalooptijd
5
5
60
60
De nalooptijd kan ingesteld worden van 1min. tot 30
TIME
TIME
min.
18 16
18 16
LUX
LUX
10
10
2000
2000
6
6
22
22
Symbool TEST:
testmodus
1200
1200
3
3
25
25
1
1
600
600
30
30
I
edere beweging schakelt het licht 1sec. aan, daarna
TE
TE
200
200
40
40
gedurende 2 sec. uit.
9s
9s
2s
2s
Nalooptijd oriëntatielicht
(Potentiometer C)
LED ON
LED ON
Het gewenste oriëntatielicht kan tussen 5 en 60 min.
20%
20%
LED OFF
LED OFF
LUX
LUX
2000
2000
ingesteld worden. Manueel aan- en uitschakelen van
1200
1200
50 30
50 30
10
10
5
5
60
60
600
600
het oriëntatielicht.
200
200
„ON"
voor permanent oriëntatielicht.
40
40
„OFF" voor het uitschakelen van het oriëntatielicht.
20%
20%
9s
9s
2s
2s
50 30
50 30
10
10
5
5
60
60
LED ON
LED ON
LED OFF
LED OFF
9s
9s
2s
2s
LED ON
LED ON
LED OFF
LED OFF
Functies DIP-Schakelaars
DIP 1
DIP 2
I II III
DIP 3
Potentiometer A Helderheidswaarde (constante lichtregeling)
Potentiometer B Nalooptijd (Licht)
Potentiometer C Nalooptijd (Oriëntatieverlichting)
LED I
groen
LED II rood
LED III wit
Gangfunctie:
Na het uitschakelen met een externe druktoets schakelt de
I
I
II III
II III
aanwezigheidsmelder het licht uit en gaat na 5 sec. weer
naar de automatische stand.
A
A
B
B
C
C
Lichtmeting
8. Schakelschema
Standaardfunctie met Master/Slave
L
L
N
N
.
(Lichtanalyse inactief)
Het slave toestel moet op dezelfde fase als de master
!
!
worden aangesloten
9. Manueel schakelen en dimmen (zie punt 23)
Door het bedienen van de drukknop, zal er een spanning op de
S connector staan.
Duw kort op de knop om de lichten aan of uit te schakelen. De
aangesloten verlichting zal aan of uit blijven, zolang dat de
detector beweging ziet en de nalooptijd niet verstreken is.
Door lang te duwen op de druktoets wordt het licht manueel
gedimd. Na het loslaten van de toets, wordt de aanwezige
lichtwaarde aangehouden. Bij een volgende duw op de drukknop
wordt de dimrichting omgedraaid.
Automatische
Halfautomatische
bedrijfsmodus (VA)
bedrijfsmodus (HA)
Standaardmodus
Gangfunctie (COR)
(NORM)
Bedrijfsmodus DALI
Bedrijfsmodus DSI
L
L
N
N
E1 DALI/DSI
E1 DALI/DSI
DA
DA
DA
DA
T1
T1
S
S
N
N
L
L
+
+
-
-
R
R
DALI
DALI
Master
Master
.
NL
DE
R
R
N
N
L
L
Slaves
Slaves