LUXOMAT
Montage- en bedieningshandleiding
1. Productinformatie
•
Flexibele, compacte DALI-oplossing speciaal voor conferentie-
zalen, trainingsruimten en klaslokalen
•
Uiterst gevoelige aanwezigheidsmelder met het vermogen om
tot 64 DALI-voorschakelapparaten te adresseren en verdeeld
over 4 groepen aan te sturen
•
3 lichtzones:
o A hoofdverlichting met constante lichtregeling verdeeld
over 3 DALI groepen
o B voor bureau- of bordverlichting via aparte DALI-groep
o C geïntegreerde schakelrelais met verschillende mogelijkhe-
den
•
Krachtig schakelrelais met verschillende bedrijfsmodi, zoals
cut-off-functie voor DALI-voorschakelapparaten, HVAC-installa-
tie, bordverlichting enz.
•
Snelle ingebruikname- via een smartphone-/tablet-app
(Android, iOS) - Geen pc-tool nodig
•
Handmatig schakelen en dimmen via conventionele druk-
knoppen mogelijk
•
Uitbreiding van het detectiebereik met slave-apparaten
mogelijk
•
Plug & Play met broadcast-telegrammen en basisfuncties.
Volledige functionaliteit kan alleen worden geactiveerd met
B.E.G. IR-adapter en een smartphone of tablet
(Android, iOS)
2. Veiligheidsinstructies
Werkzaamheden aan elektrische installaties mogen enkel
!
door gekwalificeerde elektroinstallateurs of geschoold
personeel uitgevoerd worden en dit in overeenstemming met
de elektrotechnische regels.
Netspanning uitschakelen alvorens te beginnen
!
met de montage!
!
Niet geschikt om de installatie spanningsvrij te schakelen
Breng de meegeleverde afdekkappen na plaatsing van de
!
aansluitkabels op de melder aan.
Alle drukknopaansluitingen en de D+/D- klemmen mogen
!
niet met de voedingsspanning worden verbonden.
3. Werkwijze
De PD4-M-DAA4G is een aanwezigheidsmelder voor aan het
plafond op basis van passieve bewegingsdetectie via infraroodlicht
met geïntegreerde DALI-besturingseenheid, DALI-voedingseenheid
en drukknopbesturing. Bij beweging van mensen, dieren of
andere warmtebronnen binnen het detectiebereik kan de melder,
afhankelijk van de hoeveelheid daglicht, via het DALI-protocol
door voorschakelapparaten bediende lampen zodanig dimmen en
schakelen dat in de ruimte voor een constant, vooraf gedefinieerd
helderheidsniveau wordt gezorgd. Het detectiebereik kan worden
vergroot door slave-apparaten van het type PD4-S-DAA4G in te
zetten.
Zie AFBEELDING 3.1 Detectiediagram
3.2. Groepen en lichtzones
Zie AFBEELDING 3.2
In totaal zijn er 3 lichtzones (gebieden voor een belichtingsdoel)
beschikbaar die via een vooraf ingesteld groeperingsprincipe van
de geïntegreerd DALI-besturingseenheid en een bedrijfsmodus van
het geïntegreerde relais kunnen worden geconfigureerd.
3.2.1. Lichtzone A (hoofdverlichting)
De PD4-M-DAA4G verdeelt lichtzone A in 3 groepen. De verlichting
wordt constant geregeld aan de van hand de helderheidsmeting.
De DALI-voorschakelapparaten worden daarbij als volgt gegroe-
peerd:
Groep 1: Voor omgevingen met weinig daglicht (zijde zonder
lichtinval)
Groep 2: Voor neutrale omgevingen (gemiddelde lichtband)
Groep 3: Voor omgevingen met mogelijk veel daglicht
(raamzijde)
Groepen 2 en 3 maken gebruik van een offset t.o.v. groep 1.
Deze is instelbaar van 0 tot 25%. Bij extreme lichtsituaties (heel
veel daglicht of geen daglicht) worden beide offsets automatisch
teruggebracht naar 0%.
®
PD4-M-DAA4G
3.2.2. Lichtzone B en C (bureau- of bordverlichting)
Voor de bureau- of bordverlichting zijn lichtzone B (via DALI-groep
4) en/of lichtzone C (via geïntegreerd relais) beschikbaar. In
lichtzones B en C wordt geen rekening gehouden met automatische
constantlichtregeling, het licht is ofwel aan of uit.
3.3. Het geïntegreerde relais met zijn bedrijfsmodi
Voor het geïntegreerde bi-stabiele relais (potentiaalvrij, NO) zijn in
totaal 7 verschillende bedrijfsmodi beschikbaar (niet combineer-
baar):
•
"Cut-off" - Stand-by - Het stroomverbruik van aangesloten DA-
LI-voorschakelapparaten wordt automatisch tot een minimum
beperkt
•
"HVAC" installaties worden afhankelijk van bewegingsdetectie
in de ruimte automatisch met behulp van een apart instelbare
nalooptijd op energiezuinige wijze geregeld
•
"Zone C" - Activeert lichtzone C met drukknopaansluiting C om
bijvoorbeeld bureau- of bordverlichting zonder DALI-voorscha-
kelapparaten te kunnen realiseren. De automatische modus is
afhankelijk van de instellingen in lichtzone B
(groep 4)
•
"CdS" - Relais fungeert als schemerschakelaar
•
"None" ("Geen functie") - Relais wordt niet aangestuurd
•
"Alarmimpuls" (via bedrijfsmodus HVAC - Het relais wordt
pas na ca. 2,5 seconden gesloten als binnen een tijdbestek
van 9 seconden minimaal 3 bewegingen zijn gedetecteerd.
Deze functie kan worden gebruikt om een aanwezigheid in
de ruimte weer te geven in externe visualisaties. (Let op: Het
apparaat voldoet niet aan de eisen van DIN EN50131-2-2 en
kan derhalve niet worden gebruikt in professionele installaties
voor inbraakmelding)
•
"Impulsfunctie" (via bedrijfsmodus HVAC) - De impulsfunctie kan
worden gebruikt voor de aansturing van externe HVAC-syste-
men.
Slechts om de 9 seconden wordt een impuls van 2,5 seconden
geactiveerd.
Zie AFBEELDING 3.3, Functieschema
3.4. Volautomatisch/halfautomatisch bedrijf
Lichtzone A en B kunnen afzonderlijk worden ingesteld op vol- of
halfautomatisch bedrijf. Lichtzone C werkt steeds met de instel-
lingen van lichtzone B. Bij volautomatisch bedrijf wordt het licht bij
bewegingsdetectie en te weinig licht automatisch ingeschakeld en
na een instelbare nalooptijd en/of bij te veel licht uitgeschakeld.
Het halfautomatisch bedrijf werkt op dezelfde manier, behalve dat
het inschakelen van het licht via een drukknop moet plaatsvinden
(handmatig AAN/automatisch UIT).
3.5. Drukknopfuncties
Op de PD4-M-DAA4G moeten conventionele drukknoppen worden
aangesloten
Bij kort indrukken van alle drukknoppen A, B en C wordt het licht in
de desbetreffende lichtzones in- en uitgeschakeld. Lang indrukken
(meer dan 2 seconden) van drukknop A en B resulteert in handma-
tig dimmen (hoger of lager - opnieuw lang indrukken om de richting
te veranderen).
Bijzonderheid bij volautomatisch bedrijf: als het licht in de ruimte
bewust wordt uitgeschakeld door kort op drukknop A en B te
drukken, bijvoorbeeld om een film te laten zien of een projector te
gebruiken, blijft het licht uit totdat er geen beweging meer
gedetecteerd wordt en de nalooptijd verstreken is.
3.6. IR-Adapter
Lichtzones kunnen uitsluitend met infraroodsignalen via een smart-
phone-app worden geconfigureerd. Bij de eerste inbedrijfsname
werkt de melder in de broadcast-modus (witte led brandt perma-
nent), zodat zonder configuratie die DALI-bus- en drukknopbedra-
ding op fouten kan worden gecontroleerd. Als u via smartphone of
tablet infraroodsignalen wilt verzenden, is een IR-adapter (artikelnr.
92726) vereist, die regelmatig moet worden opgeladen en in de
audio-aansluiting van smartphone of tablet moet worden gestoken.
Zie AFBEELDING 3.6, IR-Adapter
4. Bedrading
Zie AFBEELDING 4, Schakelschema's
4.1. DALI
Voor de DALI-busbedrading kan gebruik worden gemaakt van
standaard bekabelingen in de elektrische installatie. De aanbevolen
draaddiameter bedraagt 2x 0,5 mm² (tot 100 m), 2x 1,0 mm² (tot
200 m), 2x 1,5 mm² (tot 300 m). De totale lengte van 300 meter
mag niet worden overschreden. De DALI-bus biedt bescherming
tegen omgekeerde polariteit.
4.2. Drukknop
Voor de drukknopbedrading kan eveneens gebruik worden
gemaakt van standaard bekabelingen in de elektrische installatie
bvb. NYM-J 5x1.5 of J-Y(ST)Y-8x2x0.28). De minimale draad-
diameter bedraagt 0,28 mm² en de maximale totale lengte 50
meter. Aanbeveling bij gebruik in industriële omgeving: houd alle
drukknopdraden gescheiden van andere belastingen en in een
afgeschermde kabel.
4.3. Aansluitklemmen
De aansluitklemmen zijn geschikt voor massieve bedrading met
een maximale diameter van 2,5 mm². Bij flexibele aders moeten
adereindhulzen worden gebruikt.
4.3.1. Aansluiting plafondinbouwmontage variant
Het PD4-M-DAA4G-model voor plafondinbouw heeft twee meer-
polige afneembare schroefklemmen. Voor het bevestigen van de
bedrading kunnen de beide stekkers worden verwijderd. Na het
aansluiten van de draden is het belangrijk de stekkers weer recht
en tot de aanslag in de juiste bussen vast te zetten. Let op: gebruik
alleen de meegeleverde stekkers! Deze zijn zo ontworpen dat
onderlinge verwisseling of foute poolaansluiting onmogelijk is.
4.3.2. Aansluiting opbouw plafondmontage variant
Het opbouwmodel van de PD4-M-DAA4G heeft twee meer-
polige schroefklemmen op de sokkel. Het bevestigingssysteem
aan de meldersokkel is zodanig opgezet dat de contactpennen
automatisch worden verbonden en foute poolaansluiting en
onderlinge verwisseling onmogelijk is.
5. Montage
5.1. Algemeen
De ideale montagelocatie is binnen op een hoogte van 2,5 tot
3 meter aan het plafond. In de directe nabijheid van de melder
mogen zich geen ventilatiesystemen en andere warmtebronnen (b.v.
kopieerapparaten) bevinden, want die kunnen valse bewegingsde-
tecties veroorzaken.
5.2. Lichtsensor
De exacte montagelocatie van de melder is afhankelijk van het
bereik waarin bewegingen moeten worden gedetecteerd. De mon-
tagelocatie wordt ook bepaald door de voorwaarde dat de lichtme-
ting in het verlichtingsbereik van DALI-groep 1 (potentieel donkere
gebieden) moet plaatsvinden. De exacte montagelocatie van de
melder hoeft niet per se precies boven het verlichtingsbereik van
DALI-groep 1 te zijn, want aan de behuizingsring heeft de melder
een in verticale richting maximaal 30° te richten lichtsensor en de
melder kan aan het plafond in alle richtingen horizontaal worden
verdraaid. Normaliter wordt geadviseerd de melder centraal in de
ruimte te monteren, dicht bij of pal naast het verlichtingsbereik van
DALI-groep 1.
Zie AFBEELDING 5.2, positie LED's en lichtsensor
5.3. Inbouwversie
In het plafond moet een ronde opening met een diameter van 100
mm worden gemaakt. Na het volgens de voorschriften aansluiten
van de kabels wordt de melder door de beschikbare opening
geleid en indien van toepassing om de eigen as gedraaid tot de
lichtsensor op het potentieel donkerste deel van de ruimte kan
worden gericht. Daarna wordt de melder met schroeven door de
montagebeugels geborgd.
Zie AFBEELDING 5.3, Plafondinbouw
5.4. Opbouwversie
De melder moet op een egaal en vast oppervlak worden
gemonteerd. In het plafond moeten eerst op 68 mm uit elkaar
twee gaten worden geboord, op een zodanige wijze dat een
denkbeeldige rechte lijn tussen die gaten in de richting van
het potentieel donkerste deel van de ruimte wijst (b.v. de wand
tegenover het raam). De latere aanpassing van de horizontale
uitlijning van de lichtsensor is na de bevestiging nog variabel
(ca. 80° verdraaibaar). Vóór de montage moet de lens worden
verwijderd. Daartoe moet de lens ca. 5° linksom worden
gedraaid en worden verwijderd. Na het volgens de voorschrif-
ten aansluiten van de draden moet de melder met 2 schroeven
NL