Opstelling en eerste ingebruikneming
3.15 Aansluiting op de schoorsteen
De aansluiting op de schoorsteen moet met een geschikte gasafvoerbuis (verbindingsstuk) gebeuren:
roetbrandbestendig,
geschikt voor vaste brandstoffen,
min. materiaaldikte 2 mm bij stalen of roestvrijstalen buizen
min. materiaaldikte 5 mm bij gietijzeren buizen
De gasafvoerbuis moet in totaal ten minste 120 cm lang zijn (gestrekte lengte) en voorzien zijn van een
gasklep.
Bij de COLONA lite met 6 gietijzeren ringen moet buiten de kachel een gasafvoerbuis van ten minste 45 cm
lang worden gebruikt.
3.16 Verbindingsstuk en aansluiting op de schoorsteen
De gasafvoerbuis (verbindingsstuk) moet veilig op de rookgasaansluiting worden bevestigd. De
dwarsdoorsnede zou in de buis zo mogelijk niet verkleind mogen worden.
De gasafvoerbuis (verbindingsstuk) mag niet met een helling ten opzichte van de schoorsteen
aangelegd worden.
De gasafvoerbuis (verbindingsstuk) mag niet in de vrije doorsnede van de schoorsteen komen.
De aansluiting op de schoorsteen moet met een geschikt aansluitstuk gebeuren. Naargelang de
bouwwijze of de vergunning van de schoorsteen kunnen dit bijv. overeenkomstige vormstukken in
aardewerk of wandvoeringen (bijv. dubbelewandvoeringen) zijn.
De afvoerleiding moet roetbrandbestendig en geschikt voor rookgassen van kachels op vaste brandstof
zijn (overeenkomstige corrosieweerstand), bijv. stalen buis met min. 2 mm dikke wand.
Bij meervoudig gebruik van de schoorsteen moet de verticale minimumafstand tussen twee
schoorsteenaansluitingen ten minste 60 cm bedragen, resp. ten minste 30 cm wanneer de
aansluitingen telkens met 90° verspringend worden voorzien of alle aansluitingen onder 45° op de
schoorsteen worden aangesloten.
Bij meervoudige configuratie moeten alle kachels die op dezelfde schoorsteen zijn aangesloten
hiervoor geschikt zijn.
Bij meervoudige configuratie mag de afstand tussen de aansluitingen max. 6,5 m bedragen.
44