3.5.2 Hekeuropenings- en sluitingshoeken herkennen
Na de herkenning van de inrichtingen moet de besturingseenheid de
heklengte herkennen.
In deze fase wordt de openingshoek van de hekdeur gemeten van de
mechanische stop sluiten tot de mechanische stop openen.
De aanwezigheid van vaste en voldoende stevige mechanische stoppen
is absoluut noodzakelijk
1 Ontgrendel de motoren met de speciale ontgrendelingssleutels, zie
"Ontgrendeling reductiemotor" op pagina 34 en breng het hek op halve
slag, zodat hij vrij open en dicht kan gaan. Vergrendel vervolgens de
motoren.
2 druk op toets P3 [B] van de besturingscentrale, houd deze tenminste
drie seconden ingedrukt en laat de toets dan weer los.
Wacht tot de besturingseenheid de herkenningsfase uitvoert: sluiten van
motor M1 tot de mechanische stop, sluiten van motor M2 tot de mecha-
nische stop, openen van motor M2 en motor M1 tot de mechanische
stop tijdens openen. Volledig sluiten van M1 en M2
• Indien de eerste manoeuvre van een of beide hekdeuren geen sluiting
is, drukt u op P3 om de herkenningsfase te stoppen en draait u de pola-
riteit van de motor/en die opende om door de bruine en blauwe draad
op de klem te verwisselen.
• Indien de eerste motor die de sluiting beweeg niet M1 is, drukt u op
P3 om de herkenningsfase te stoppen en verwisselt u vervolgens de
motorverbindingen op de klemmen.
3.5.3 Controle radiozenders
Om de zenders te controleren hoeft u alleen maar op een van de 4 toet-
sen te drukken, na te gaan of de rode LED knippert en of de automati-
sering de voorgeschreven opdracht uitvoert.
De met elke toets verbonden opdracht hangt af van de mode waarin ze
in het geheugen opgeslagen zijn (zie hoofdstuk 5.4 "Opslag radiozen-
ders"). De bijgeleverde zenders zijn al opgeslagen en bij indrukken van
de toetsen worden de volgende opdrachten verzonden:
Toets T1
Opdracht "OPEN"
Toets T2
Opdracht "Open voor voetgangers"
Toets T3
Opdracht "Open alleen"
Toets T4
Opdracht "Sluit alleen"
3.6 Instellingen
3.6.1 Keuze heksnelheid
Het openen en sluiten van het hek kan met twee snelheden plaatsvin-
den: "langzaam" of "snel".
Om van de ene naar de andere snelheid over te gaan, drukt u een ogenblik
op toets P2 [B]. De overeenkomende LED P2 [A] gaat aan of uit. Met de
LED uit is de snelheid "langzaam", met de LED aan is de snelheid "snel".
16 Voorschriften WK2
• Indien een willekeurige inrichting (fotocellen, sleutelschakelaar, druk op
P3 enz.) in werking treedt tijdens de herkenningsfase, moet deze
onmiddellijk stopgezet en van voren af aan herhaald worden.
3 Indien LED P3 [A] aan het einde van het onderzoek knippert, betekent
dit dat er een fout is, zie 5.5 "Problemen verhelpen"
Afbeelding 54
De herkenningsfase van de openingshoeken kan op elk moment
opnieuw gedaan worden, ook na de installatie (bijvoorbeeld indien een
van de openingsstoppen verplaatst is). Begin vanaf punt 1.
A
B
T1
T2
T3
T4
Afbeelding 55
A
B
Afbeelding 56