Verwijder na de wascyclus
indien vereist
achtergebleven wasmiddel
uit het wasmiddelvakje.
11.4 De stand van de klep
controleren
1. Trek de wasmiddeldispenserlade zo
ver mogelijk naar buiten.
2. Druk de hendel omlaag om de
dispenser te verwijderen.
3. Draai de klep omhoog om waspoeder
te gebruiken.
4. Draai de klep omlaag om vloeibaar
wasmiddel te gebruiken.
Met de klep in de stand
OMLAAG:
• Gebruik geen
geleiachtige of
dikvloeibare
wasmiddelen.
• Giet niet meer
vloeibaar wasmiddel
in het vakje dan de
limiet op de klep.
• Stel de voorwasfase
niet in.
• Stel de uitgestelde
start niet in.
5. Doseer het wasmiddel en de
wasverzachter.
6. Sluit de wasmiddeldispenserlade
zorgvuldig.
Zorg ervoor dat de klep geen verstopping
veroorzaakt wanneer u de lade sluit.
11.5 Een programma kiezen
1. Draai de programmaknop op het
gewenste wasprogramma. Het
bijbehorende controlelampje gaat
branden.
Het controlelampje van de Start/Pauze-
knop knippert.
NEDERLANDS
31