De aansluitdruk wordt gemeten terwijl het apparaat in
werking is, door gebruik te maken van een manometer
(min. 0,1 mbar).
2. Verwijder de knoppen en het bedieningspaneel;
3. Verwijder de afdichtingsschroef "B" van de drukaansluiting
(zie AFB. 1);
4. Sluit de manometer "O" aan op het drukpunt (zie AFB. 4);
5. Vergelijk de waarde die wordt gemeten door de manome-
ter met de gegevens in tabel "B" (zie Bijlage);
Als de manometer een druk meet die buiten het waarden-
bereik van tabel "B" (zie Bijlage) ligt, mag het apparaat
niet worden ingeschakeld;
Neem contact op met het gasbedrijf.
E.6.2
Controle van de primaire lucht
De primaire lucht is nauwkeurig afgesteld wanneer de vlam
niet loslaat wanneer de brander koud is, en er geen vlaminslag
is als de brander warm is.
1. Open het inspectieluikje van de branders (onderste
paneel aan voorkant apparaat);
2. Draai schroef "A" los (zie AFB. 2);
3. Plaats beluchter "E" op de afstand "H" die wordt aange-
geven in tabel "B" (zie Bijlage);
4. Draai de schroef "A" weer helemaal vast;
5. Sluit hem hermetisch af met lak.
E.6.3
Vervanging van de sproeier van de hoofdbrander
1. Open het inspectieluikje van de branders (onderste
paneel aan voorkant apparaat);
2. Schroef de sproeier "C" los;
3. Vervang de sproeier "C" door een andere die overeenkomt
met de gassoort volgens hetgeen vermeld is in tabel "B"
(zie Bijlage);
De diameter van de sproeier wordt in honderdsten van
millimeters vermeld op de sproeier zelf.
4. Schroef de sproeier "C" weer helemaal vast.
E.6.4
Vervanging van de sproeier van de
waakvlambrander
1. Open het inspectieluikje van de branders (onderste
paneel aan voorkant apparaat);
2. Draai de schroefverbinding "H" los (zie AFB. 3);
3. Vervang de sproeier "G" door een andere die overeenkomt
met de gassoort (zie tabel "B", Bijlage);
Het nummer dat de sproeier identificeert wordt aangege-
ven op het lichaam ervan.
4. Draai de schroefverbinding "H" weer vast.
E.7
Voordat de installatiehandelingen worden
voltooid
• Controleer alle gasverbindingen met zeepsop om u ervan te
verzekeren dat er geen gaslekkages zijn.
• Gebruik GEEN open vlam om gaslekkages op te sporen.
• Alle branders aansteken, zowel afzonderlijk als tegelijk, om
de correcte werking van de gasventielen, de gaspitten en
de ontsteking te controleren.
• Zet voor elke brander de regelaar van de vlam op de laagste
stand, zowel afzonderlijk als tegelijk.
• Na voltooiing van deze handelingen dient de installateur de
gebruiker in te lichten over de correcte gebruikswijze.
Indien het apparaat niet goed werkt nadat alle controles zijn
uitgevoerd, neem dan contact op met de plaatselijke
klantenservice.
20
E.8
Elektrische aansluitingen
WAARSCHUWING
Werkzaamheden aan de elektri-
sche
installaties
uitsluitend verricht worden door
gespecialiseerd personeel.
Controleer voor het aansluiten eerst of:
• de gegevens op het plaatje van het apparaat overeen-
stemmen met de netspanning en -frequentie;
• er moet een efficiënte aarding zijn;
• de elektrische voeding van de installatie is voorbereid en in
staat is om de effectieve spanningsbelasting te dragen, en
bovendien uitgevoerd is volgens de regelgeving en voor-
schriften die gelden in het land van gebruik;
• tussen voedingskabel en elektrische leiding een hoog-
gevoelige,
thermische
geïnstalleerd die berekend is op het vermogen van het
apparaat, zoals vermeld op het typeplaatje, met een
contactopening die de volledige afsluiting mogelijk maakt
in omstandigheden van overspanningscategorie III, uitge-
voerd volgens de geldende voorschriften;
Raadpleeg voor de juiste afmeting van de schakelaar, het
opgenomen vermogen dat vermeld is op het plaatje met de
technische gegevens van het apparaat.
E.9
Toegang verkrijgen tot de schakeldoos
Toegang verkrijgen tot de schakeldoos van alle modellen:
LET OP:
De schakeldoos bevindt zich aan de voorzijde van
het apparaat.
• Verwijder de afvoerkraan;
• Demonteer het voorpaneel door de schroeven onder het
apparaat los te draaien;
• Demonteer het deksel van de schakeldoos (draai de 4
bevestigingsschroeven volledig los).
Vervolgens:
voor gas- en stoomapparaten
• sluit de kabel op de klemmen aan die gemarkeerd zijn met
L1-LN-
en blokkeer hem daarna met de kabelklem;
voor elektrische apparaten
• sluit de kabel op de klemmen aan die gemarkeerd zijn met
L1-L2–L3–N-
en blokkeer hem daarna met de kabelklem.
Verwijder, indien aanwezig, de geleverde kabel door de
klemmen L1-N- los te maken
BELANGRIJK
De fabrikant kan op geen enkele wijze aansprake-
lijk gesteld worden als de voorschriften voor
ongevallenpreventie niet in acht genomen worden.
Controleer na de aansluiting of de voedingsspanning, wan-
neer het apparaat in werking is, niet met ± 10% afwijkt van de
nominale spanning.
Voor de installatie is een voorziening verplicht die tijdens de
onderhoudswerkzaamheden in "geopende" stand geblok-
keerd kan worden.
LET OP:
Verwijder het onderste paneel aan de achterkant
van de apparaten om toegang te verkrijgen tot de
veiligheidsthermostaat.
E.10
Voedingskabel
Tenzij anders aangegeven, zijn onze apparaten niet voorzien
van een voedingskabel.
mogen
overbelastingsbeveiliging
is