Stalling
Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats.
Algemene informatie
1. Voer de aanbevolen jaarlijkse onderhoudsprocedures
uit; zie Onderhoud (bladz. 17).
2. De onderkant van de machine reinigen; raadpleeg
Maak de onderkant van de machine schoon (bladz. 25).
3. Verwijder haksel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant van
de machine.
4. Controleer de conditie van de maaimessen; raadpleeg
De maaimessen controleren (bladz. 22).
5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 18).
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
7. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende
servicedealer.
8. Laad de accu voor het eerste gebruik gedurende 24 uur
op, haal vervolgens de acculader uit het stopcontact
en stal de machine in een onverwarmde ruimte. Als u
de machine in een verwarmde ruimte stalt, moet u de
accu om de 90 dagen opladen (uitsluitend modellen
met elektrisch startsysteem).
9. Klap de handgreep in om de machine te stallen; zie
Hoogte van handgreep instellen (bladz. 11).
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
WAARSCHUWING
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en de
benzinedampen kunnen ontploffen als zij in contact
komen met een open vuur.
• Bewaar benzine niet voor langere tijd.
• Stal de maaimachine niet met benzine in de
brandstoftank of de carburateur in een afgesloten
ruimte waar open vuur is. (bijvoorbeeld een
oven of de waakvlam van een boiler).
• Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult, moet u een
stabilizer toevoegen aan de benzine volgens de voorschriften
van de fabrikant. Maak de brandstoftank leeg nadat u de
machine voor de laatste keer hebt gebruikt voordat deze de
stalling in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Start de motor opnieuw.
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor
niet meer wil starten, is de benzine voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar maken
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de motorolie;
raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 18).
2. Verwijder de bougie.
3. Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie in de
motor via de bougieopening.
4. Trek langzaam enkele keren aan het startkoord om de
olie over de cilinder te verdelen.
5. Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel niet aan
op de bougie. Bevestig de kabel zodat deze de bougie
niet raakt.
De maaimachine uit de stalling
halen
1. Vouw de handgreep uit; zie
Hoogte van handgreep instellen (bladz. 11).
2. Controleer alle bevestigingen en draai deze vast.
3. Verwijder de bougie en draai de motor snel rond met
behulp van het startkoord om overtollige olie uit de
cilinder te verwijderen.
4. Controleer de bougie en vervang deze indien
ze vuil, versleten of gescheurd is; raadpleeg de
Gebruikershandleiding van de motor.
5. Plaats de bougie en draai ze vast tot de aanbevolen
torsie van 20 Nm.
6. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud (bladz. 17).
7. Controleer het oliepeil in de motor; zie
Het motoroliepeil controleren (bladz. 10).
8. Vul de brandstoftank met verse benzine; zie
De brandstoftank vullen (bladz. 9).
9. Laad de accu op (uitsluitend model met elektrisch
startsysteem); zie De accu opladen (bladz. 19).
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
26