Inhoudsopgave
Advertenties
3.
BEDIENING
3.1
Controleren voor bediening
De volgende zaken moeten worden geïnspecteerd voordat de machine wordt bediend:
1.
Controleer alle smeerpunten op de machine en aandrijfas en voorzie ze van vet voordat de machine wordt
gestart.
2.
Gebruik alleen een landbouwtractor waarvan het aantal pk binnen de grenzen van de machine valt.
3.
Controleer of de machine goed aan de tractor is gekoppeld. Controleer of de bevestigingspennen zijn geborgd.
4.
Zorg dat er zo nodig extra gewichten worden gemonteerd aan de voorkant van de tractor.
5.
Controleer het oliepeil van de tandwielkast. Vul de olie indien nodig bij.
6.
Controleer of de aftakas van de tractor vrij kan draaien en de aandrijfas van de machine gemakkelijk in en uit
kan schuiven.
7.
Controleer de klepels. Controleer of ze niet beschadigd of gebroken zijn en vrij kunnen bewegen. Repareer of
vervang klepels als dat nodig is.
8.
Controleer de bouten van de klepels en draai ze aan.
9.
Controleer alle draaiende onderdelen om te zien of er vreemd materiaal in vast is gelopen. Verwijder dit
materiaal.
10. Plaats alle beschermkappen en afdekkingen en zet ze vast voordat de machine wordt gestart.
11. Zorg dat de motor uitstaat en controleer of de aftakas goed werkt voordat hij wordt gemonteerd.
12. Zorg dat iedereen het werkgebied heeft verlaten voordat de aandrijving van de tractor wordt aangesloten.
Houd het vermogen van de tractor op 540 omw/min.
13. Schakel de motor uit en haal de sleutel uit het contact voordat de machine wordt gereinigd, gerepareerd of
gesmeerd.
14. Als de aftakas niet is verbonden met de tractor, moet deze worden ondersteund, zodat hij niet op de grond
komt en vuil kan worden.
15. Kom niet in de buurt van de machine als hij is ingeschakeld.
3.2
Instellingen
HOOGTE INSTELLEN
Om de klepelmaaier optimaal te laten presteren, moet hij op de
aanbevolen hoogte worden ingesteld.
De maaihoogte moet correct worden afgesteld om brandstof en
vermogen te besparen en slijtage te beperken.
Pas de maaihoogte als volgt aan: draai schroef (1) los, verwijder
schroef (2) aan beide kanten; de looprolhoogte (zie tekening) kan
worden ingesteld door de geselecteerde opening in de beugel van de
looprol uit te lijnen bij positie 2. Het laagste gat is de hoogste
maaihoogte. Plaats de schroef (2) in de geselecteerde opening; draai
schroef (1) en schroef (2) aan.
KLEPELMAAIER INSTELLEN
1.
Bevestig de klepelmaaier aan de tractor met de
driepuntsophanging. Doe dit op een vlak stuk terrein.
2.
Gebruik een solide verstelbare topstang.
3.
Laat de driepuntsophanging zakken tot de laagste positie.
Pagina 12/301
KLEPELMAAIER | Gebruikershandleiding
December 2020
Advertenties
Inhoudsopgave
