M De sluitertijd instellen
U kunt de sluitertijd instellen op de gewenste opnamesnelheid. De camera
zorgt voor de juiste diafragmawaarde voor de ingestelde sluitertijd.
M staat voor 'Tijdwaarde' (Time Value).
Mogelijke sluitertijden
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200
•
1/160 betekent 1/160 seconde; 0"3 betekent 0,3 seconde en 2" betekent
2 seconden.
•
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Als u een
snellere tijd selecteert, stelt de camera de sluitertijd automatisch terug in
op 1/500 seconde.
•
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk.
Wat als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan zodat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven. U kunt
ook de Safety Shift gebruiken
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
94
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
Draai aan het keuzewiel  om de
●
sluitertijd in te stellen.
Maak de opname.
(p.
95).