[ Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen afbeelding uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw afbeeldingsbestand.
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n en selecteer [Trimmen]
●
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
●
keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk
op de knop m .
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
●
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
●
verplaatsen.
Met de knop l verandert u de
●
kadergrootte.
●
In een opname met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond gezichten
linksboven in het scherm. U kunt deze kaders
gebruiken voor het bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan het keuzewiel  te
draaien.
Druk op de knop m en druk op de knoppen
●
qr of draai aan het keuzewiel  om [OK]
te selecteren. Druk daarna nogmaals op de
knop m.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
●
Voer de stappen 4 en 5 op
p. 128
uit.
129