De instelling waarin is vastgelegd of het LCD-scherm
is in-of uitgeschakeld, blijft bewaard, ook nadat de camera
is uitgeschakeld.
Het LCD-scherm wordt niet uitgeschakeld in de modus
,
Het LCD-scherm is ingesteld op de informatieweergave
in de modus
Het LCD-scherm kan niet naar de detailweergave
overschakelen in de vergrote weergave
of in de indexweergave
Instellingen voor de helderheid van het LCD-scherm
De helderheid van het LCD-scherm kan op de volgende twee manieren
worden aangepast.
• Instellingen wijzigen met het menu Instellen
• Instellingen wijzigen met de knop DISP. (functie LCD snel helder)
U kunt het LCD-scherm de meest heldere instelling geven, ongeacht
de functie die u hebt geselecteerd in het menu Instellen, door
de knop DISP. langer dan één seconde ingedrukt te houden.*
- Houd de knop DISP. opnieuw meer dan één seconde ingedrukt
om de vorige helderheidsinstelling te herstellen.
- De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die u hebt geselecteerd in het menu Instellen.
* U kunt de helderheid van het LCD-scherm niet met deze functie wijzigen als u de
helderheid al op de hoogste stand hebt ingesteld in het menu Instellen.
Nachtscherm
Wanneer er opnamen worden gemaakt tijdens de schermering of in
de avond wanneer het door de donkere omgeving moeilijk is om het
LCD-scherm te bekijken, wordt met de optie* 'nachtweergave' het
onderwerp helder weergegeven in het LCD-scherm. Hiermee kunt
een opname maken in een donkere omgeving (deze instelling kan
niet worden uitgeschakeld).
* Hoewel er ruis kan ontstaan en de bewegingen van het onderwerp op het LCD-scherm
mogelijk vaag worden weergegeven, heeft dit geen effect op het opgenomen beeld.
De helderheid van het beeld dat wordt weergegeven op het scherm en de helderheid
van het daadwerkelijk vastgelegde beeld zijn niet gelijk.
,
,
,
of de filmmodus.
,
,
(p.
,
,
of
.
(p. 118)
119).
(p. 57)
61