6.2.2. Werken met een lading
• Rijd nooit met een niet-gecentreerde lading (naar links of rechts verschoven).
• Zorg ervoor dat de lading niet vrij kan bewegen. De lading kan vallen en ongevallen
veroorzaken.
1. Zet de vorken van je hefapparaat in de juiste positie en zo breed mogelijk voor de te dragen
lading.
2. Stel de vorken af op de juiste breedte, zodat je een gelijkmatigere verdeling krijgt.
3. Hef de lading parallel met de vloer. Gebruik altijd beide vorken.
4. Wanneer je je hefapparaat verplaatst, moet je de lading 200 mm van de grond tillen.
Als je een heftruck gebruikt, moet je ervoor zorgen dat je de mast naar achteren kantelt.
5. Plaats het zwaartepunt van de lading zo dicht mogelijk bij het centrale punt van de uitrusting om
de zijdelingse verschuiving te minimaliseren. Dit vermindert de benodigde torsie en verhoogt de
stabiliteit van je heftoestel.
6. Om de uitrusting te lossen breng je eerst de vorken terug naar hun startpositie. Breng de mast in
verticale positie en laat vervolgens de vorken langzaam zakken.
24/36
Juist opnemen van lading