3
Onderdeelnamen en functies van de
afstandsbediening
Met deze afstandsbediening kunt u maximaal 8 binnenunits bedienen.
Display
Het onderstaande voorbeeld bevat alle aanduidingen die in de display kunnen
worden weergegeven.
Normaal gesproken worden alleen de geselecteerde opties weergegeven.
• Wanneer de voedingsschakelaar voor het eerst wordt ingeschakeld, knippert
op de display van de afstandsbediening.
• Wanneer
knippert, worden de basisinstellingen geconfigureerd. U kunt
de afstandsbediening gebruiken zodra
OPMERKING
Het is mogelijk dat het LCD-scherm door de statische elektriciteit tijdelijk onscherp wordt weergegeven.
2
3
4
5
6
22
15
17
1
SETTING (INSTELLINGEN)
Wordt weergegeven tijdens het instellen van de
timer of andere functies.
2
Bedrijfsmodus
Hier kunt u zien welke bedrijfsmodus is
geselecteerd.
3
Storing
Wordt weergegeven wanneer het
beveiligingsapparaat wordt ingeschakeld of
wanneer er sprake is van een storing.
NL-21
niet meer wordt weergegeven.
18
19
1
7
8
9
16
14
4
Timertijd
De ingesteld tijd voor de timer.
(Wanneer er een fout is opgetreden, wordt hier de
foutcode weergegeven.)
5
Timermodus
Hier wordt de ingestelde timermodus weergegeven.
6
Filteraanduiding
Herinnering om het luchtfilter te reinigen.
7
TEST
Wordt weergegeven tijdens de werkingstest.
– 11 –
8
Lamelstand
Geeft de stand van de lamel(len) aan.
* Alleen voor 4-zijdige cassettemodellen, 1-zijdige
cassettemodellen, 2-zijdige cassettemodellen en
plafondmodellen
Display
Functietoetsen
9
Swing
Wordt weergegeven wanneer de lamel omhoog/
omlaag beweegt.
10
Ingestelde temperatuur
Hier wordt de ingestelde temperatuur weergegeven.
11
Indicator afstandsbedieningsensor
10
Wordt weergegeven wanneer de sensor van de
20
afstandsbediening wordt gebruikt.
12
11
Voorverwarmen
Wordt weergegeven wanneer de
21
verwarmingsmodus is ingeschakeld of de
12
ontdooiingscyclus wordt gestart.
13
Als deze aanduiding wordt weergegeven, wordt de
ventilator van de binnenunit gestopt of wordt de
ventilatormodus ingeschakeld.
13
Geen functie
Wordt weergegeven wanneer de opgevraagde
functie niet beschikbaar is voor het desbetreffende
model.
14
Ventilatorsnelheid
Geeft de snelheid van de ventilator aan:
(Auto (Automatisch))
(High (Hoog))
(Medium (Gemiddeld))
(Low (Laag))
1
7
8
9
2
3
4
5
6
22
14
15
17
15
16
17
18
19
Gebruikershandleiding
18
19
16
10
20
11
21
12
13
Lamelnummer
(bijvoorbeeld: 01, 02, 03, 04)
Weergave energiebesparingsmodus
Wordt weergegeven wanneer de
energiebesparingsmodus is ingeschakeld.
Lamelvergrendeling
Wordt weergegeven wanneer een lamel is
vergrendeld. (alleen voor 4-zijdig cassettemodel)
UNIT No. (Unitnr.)
Het nummer van de geselecteerde binnenunit.
Hier worden ook de foutcodes voor de binnen- en
buitenunits weergegeven.
Centrale bediening
Wordt weergegeven wanneer de airconditioner
centraal wordt bediend met een centraal
bedieningsapparaat, zoals een centrale
afstandsbediening.
Als de centrale bediening niet toestaat dat er een
afstandsbediening wordt gebruikt, knippert
wanneer op de toets ON/OFF (AAN/UIT), MODE
(MODUS) of TEMP. op de afstandsbediening wordt
gedrukt en werken de toetsen niet.
(Welke instellingen via de afstandsbediening
kunnen worden geconfigureerd, is afhankelijk van
de modus van de centrale bediening. Raadpleeg de
gebruikshandleiding van de centrale
afstandsbediening voor meer informatie.)
NL-22