11
UNIT LOUVER
(unit/lamel selecteren)
Hiermee kunt u een unitnummer (links) en
lamelnummer (rechts) selecteren.
UNIT:
Als er twee of meer units met dezelfde
afstandsbediening worden bediend, gebruikt u deze
toets om een unit te selecteren of de blaasrichting
van de unit aan te passen.
LOUVER (LAMEL):
Hiermee selecteert u de gewenste lamel waarvoor u de
lamelvergrendeling wilt wijzigen of wanneer u voor elke
lamel een onafhankelijke de blaasrichting wilt instellen.
12
Hiermee kunt u de gewenste temperatuur instellen.
Selecteer het gewenste instelpunt door op
TEMP.
of
te drukken.
OPTIE:
Afstandsbedieningsensor
Normaal gesproken wordt de temperatuur gemeten met de
temperatuursensor van de binnenunit. Het is ook mogelijk om
de temperatuur in de buurt van de afstandsbediening te meten.
Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
* Gebruik deze functie niet wanneer de airconditioner
wordt bediend in een groep.
NL-25
– 13 –
4
Correct gebruik
Volg de onderstaande procedures wanneer u de
airconditioner voor de eerste keer in gebruik neemt of de
instellingen wijzigt.
De gekozen instellingen worden opgeslagen, zodat u de
airconditioner daarna eenvoudigweg kunt starten door
op de toets
drukken.
Voorbereiding
De stroomschakelaar inschakelen
• Wanneer de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt de
scheidingslijn en begint
op het display van de
afstandsbediening te knipperen.
* Zodra de voeding is ingeschakeld, kunt u de
afstandsbediening gedurende ongeveer één
minuut niet gebruiken. Dit is geen storing.
VEREISTE
• Houd de stroomschakelaar ingeschakeld tijdens het
gebruik.
• Wanneer u de airconditioner gedurende een langere
periode niet hebt gebruikt en het apparaat weer in
gebruik wilt nemen, schakelt u de stroomschakelaar
minimaal 12 uur van tevoren in.
Starten
TEMP.
ON / OFF
TIMER SET
FAN
MODE
TIME
SAVE
VENT
FILTER
RESET
TEST
SET
CL
SWING/FIX
UNIT LOUVER
1
Druk op de toets
.
Het bedrijfslampje gaat branden.
Gebruikershandleiding
2
Druk op de toets "MODE
bedrijfsmodus te selecteren.
Telkens wanneer u op de toets drukt, worden de
bedrijfsmodus en het bijbehorende pictogram in de
onderstaande volgorde gewijzigd:
Verwarmen
Drogen
Koel
(Ontvochtigen)
3
Druk op de toets
om de airconditioner
uit te schakelen.
Het bedrijfslampje wordt uitgeschakeld.
De ventilatorsnelheid wijzigen
1
Druk op de toets "FAN
" om een
ventilatorsnelheid te selecteren.
• Telkens wanneer u op de toets drukt, worden de
ventilatorsnelheid en de aanduiding in de
onderstaande volgorde gewijzigd:
("
Automatisch" kan niet worden geselecteerd
in de modus FAN (VENTILATOR).)
Auto
High
Medium
• Als bij verwarmen niet de gewenste
kamertemperatuur wordt bereikt met de stand "
Low (Laag)", selecteert u "
"
Medium (Gemiddeld)".
• De temperatuursensor met de temperatuur van
de retourlucht van de binnenunit. Deze kan
enigszins afwijken van de daadwerkelijke
kamertemperatuur, afhankelijk van de manier
1
waarop de unit is geïnstalleerd. De ingestelde
temperatuur is de beoogde kamertemperatuur.
2
De ingestelde temperatuur
wijzigen
1
Druk op de toetsen "TEMP.
Druk op
om de temperatuur te verhogen en op
om de temperatuur te verlagen. (De ingestelde
temperatuur kan niet worden gewijzigd in de
ventilatormodus.)
" om een
Ventilator
Low
High (Hoog)" of
".
NL-26