Installatie
Klimaatklasse
Het apparaat is bestemd voor een be-
paalde klimaatklasse (kamertempera-
tuur), waarvan de grenzen moeten wor-
den aangehouden. De klimaatklasse
wordt vermeld op het typeplaatje in het
apparaat.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot hogere
temperaturen in het apparaat leiden,
waardoor schade kan ontstaan.
Be- en ontluchting
Voor de ventilatieopeningen
moeten de genoemde afmetingen
aangehouden worden. Anders slaat
de compressor vaker gedurende
steeds langere tijd aan.
Daardoor stijgen het energieverbruik
en de temperatuur van de compres-
sor. Deze kan beschadigd raken.
Houd dus beslist de aangegeven af-
metingen voor de ventilatieope-
ningen aan.
De lucht op de achterwand van het
koelapparaat wordt warm. Daarom
moet de inbouwkast zodanig zijn ge-
construeerd dat een goede luchttoevoer
en luchtafvoer gewaarborgd zijn. Zie
hoofdstuk: "Inbouwmaten".
64
Kamertempera-
tuur
+10 tot +32 °C
+16 tot +32 °C
+16 tot +38 °C
+16 tot +43 °C
– De lucht wordt via de sokkel toege-
voerd en bovenaan aan de achter-
kant van de ombouw afgevoerd .
– Voor de luchttoevoer en luchtafvoer
moet aan de achterkant van het ap-
paraat een luchtafvoerkanaal worden
geplaatst dat minstens 40 mm diep
is.
– De ventilatieopeningen in de sokkel,
in de inbouwkast en onder het pla-
fond moeten over de hele breedte
minstens 200 cm² groot zijn, zodat
de warme lucht ongehinderd weg kan
stromen.
Als u in de ventilatieopeningen venti-
latieroosters wilt plaatsen, moet zo'n
opening groter dan 200 cm² zijn. De
vrije opening van 200 cm² is de som
van de diameter van de openingen in
het ventilatierooster.
– Belangrijk! Hoe groter de luchttoe-
voer- en luchtafvoeropeningen zijn,
des te minder energie gebruikt het
apparaat.