6
Installeren
Vraag het installatiebedrijf naar belangrijke punten van
de algemene instructies.
■
Plaats
• Installeer niet in de buurt van machines en
apparatuur die hoge-frequentiegolven uitsturen.
• Niet geschikt voor chemische werkplaatsen,
bijvoorbeeld vloeibaar kooldioxide koelingen.
• Installeer de airconditioner niet op plaatsen waar
ijzer- of metaalstof is. Indien ijzer- of metaalstof in
de airconditioner ophoopt, kan dit plotseling gaan
branden en brand veroorzaken.
• De airconditioner functioneert mogelijk onjuist op de
volgende plaatsen:
• Gebieden met veel oliedruppels (inclusief machine-
olie) en stoom
• Zoute gebieden, bijvoorbeeld aan zee.
• Hete bronnen die sulfaatgas, etc. produceren
• Plaatsen met veel zuur en alkaline.
Bij gebruik onder de hierboven beschreven
omstandigheden zijn speciaal onderhoud en mogelijk
speciale onderdelen vereist. Raadpleeg de plaats
van aankoop voor details.
• Zorg dat er voldoende vrije ruimte rond de luchtinlaat
en uitlaat van de buitenunit is zodat de ventilatie niet
wordt gehinderd.
• Vermijd plaatsen waar sterke wind mogelijk tegen de
luchtinlaat en uitlaat van de buitenunit waait.
• Gebruik een sneeuwstandaard of kap voor de
buitenunit voor gebruik in gebieden met veel sneeuw.
Raadpleeg de plaats van aankoop voor details.
• Zorg dat het water van de buitenunit goed kan
worden afgevoerd.
• Bevestig beslist het luchtfi lter van de binnenunit.
Er zal anders stof op de hittewisselaar en andere
onderdelen van de airconditioner ophopen met
waterlekkage als gevolg.
• Zorg dat er een afstand is van ten minste 1 meter
tussen de airconditioner/afstandsbediening en een
TV of radio. Het geluid of beeld zal anders mogelijk
worden gestoord.
• Zorg dat er een afstand is van ten minste 1,5 meter
tussen de luchtuitlaat en een brandalarm. Het
brandalarm zal anders mogelijk onjuist werken of niet
afgaan in geval van brand.
25-NL
■
Let op het bedrijfsgeluid
• Installeer de unit op een stevige en stabiele plaats
zodat het bedrijfsgeluid en trillingen niet worden
versterkt.
• Er zal meer lawaai zijn indien u iets in de buurt van
de afvoer van de buitenunit heeft geplaatst.
• Houd rekening met buren zodat zij geen last hebben
van koele/warme lucht of lawaai van de luchtafvoer
van de buitenunit.
– 13 –
7
Opmerkingen aangaande de bediening en
werking
■
Controle alvorens gebruik
• Schakel de stroom ten minste 12 uur voor gebruik in.
• Controleer dat het aardedraad goed is verbonden.
• Bevestig beslist het luchtfi lter van de binnenunit.
■
Verwarmen
• Voor het verwarmen wordt een hittepomp gebruikt
die warmte van buiten verzamelt en deze warmte
naar de kamer stuurt. Indien de buitentemperatuur
daalt, wordt de capaciteit voor het verwarmen met
de unit lager.
• Wanneer de buitentemperatuur laag is (bijv.
lager dan -10 °C), kan het heel lang duren tot de
kamer op temperatuur is wanneer de verwarming
wordt gestart. Als dat zich voordoet, wordt u
geadviseerd de startinstelling te wijzigen of nog een
verwarmingsapparaat in te schakelen.
■
Ontdooien tijdens verwarmen
• Indien er tijdens het verwarmen ijs op de buitenunit
wordt gevormd, wordt automatisch ontdooien
geactiveerd (gedurende ongeveer 2 - 10 minuten)
om het verwarmingseffect te verhogen.
• De ventilator van de binnenunit werkt niet tijdens het
ontdooien.
■
3-minuten bescherming
De buitenunit werkt niet gedurende ongeveer 3
minuten nadat de airconditioner na het stoppen direct
weer wordt gestart of de stroom wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt hierdoor beschermd.
■
Stroomonderbreking
• Bij een stroomonderbreking stopt de werking geheel.
• Druk op de ON/OFF toets om de werking weer te
starten.
■
Ventilatorrotatie van gestopte
binnenunit
• Tijdens de werking van andere binnenunits, roteren
de ventilators van binnenunits die standby staan
ieder uur een paar minuten ter bescherming van het
systeem.
■
Beveiliging
(Hoge-drukschakelaar)
De hoge-drukschakelaar stopt de airconditioner
automatisch indien de airconditioner wordt overbelast.
De werking van de unit stopt en het
bedrijfsmeldinglampje knippert wanneer de beveiliging
wordt geactiveerd.
Wanneer de beveiliging is geactiveerd, verschijnen de
indicator en foutcode op het display van de
afstandsbediening.
De beveiliging wordt onder de volgende
omstandigheden geactiveerd:
Tijdens koelen
• Wanneer de luchtinlaat of uitlaat van de buitenunit is
geblokkeerd.
• Wanneer continue harde wind tegen de luchtuitlaat
van de buitenunit blaast.
Tijdens verwarmen
• Wanneer het luchtfi lter van de binnenunit zeer vuil
of stoffi g is.
• Wanneer de luchtuitlaat van de binnenunit is
geblokkeerd.
OPMERKING
Schakel de stroom uit wanneer de beveiliging werd
geactiveerd, los het probleem op en start weer.
26-NL