∫ Als PRE-REC is gebruikt voor het opnemen
1 Normale opname
2 PRE-REC opnemen
A Het beeld hapert aan het eind van de laatste scène die normaal is opgenomen voor het PRE-REC
opnemen.
∫ Als de opname-instelling werd veranderd van HA/HG/HX naar HE, of van
HE naar HA/HG/HX
A Het beeld hapert als de scènes wisselen tussen de opname-instellingen HA/HG/HX en HE.
B Het afspelen verloopt soepel als dezelfde opname-instelling wordt gebruikt of de opname-instelling
wordt gewisseld tussen HA, HG en HX.
∫ Als scènes gewist worden
∫ Voorbeeld 1: Scènes wissen halverwege tussen een aaneenschakeling van scènes.
1 Te wissen scène
A Het beeld blijft een aantal seconden stilstaan wanneer een scène is gewist.
B De beelden van opeenvolgende scènes waar niets in gewist is worden soepel na elkaar
afgespeeld.
134
VQT1U00