15
|
Bediening
15 Bediening
15.1 Werkingsgebied
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden
om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
In combinatie met R410A-buitenunits
Buitenunits
RR71~125
RQ71~125
RXS35~60
3MXS40~68
4MXS68~80
5MXS90
RZQG71~140
RZQSG71~140
RZQ200~250
AZQS71
AZQS100~140
Binnenvochtigheid
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de unit druppelt. Als de
temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Koelen
–15~46°C droge bol
12~28°C natte bol
–5~46°C droge bol
12~28°C natte bol
–10~46°C droge bol
14~28°C natte bol
–10~46°C droge bol
14~28°C natte bol
–15~50°C droge bol
12~28°C natte bol
–15~46°C droge bol
14~28°C natte bol
–5~46°C droge bol
14~28°C natte bol
–15~46°C droge bol
14~28°C natte bol
–5~46°C droge bol
14~28°C natte bol
(a)
≤80%
Verwarmen
—
—
–10~15°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~18°C natte bol
10~30°C droge bol
–15~18°C natte bol
10~30°C droge bol
–20~15,5°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~15°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte bol
10~27°C droge bol
Binnenvochtigheid
FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners
4P561448-1B – 2021.07