8 Configuratie
#
Code
[7.7.2.2]
[0-04]
<< vervolg
[0-05]
▪ [0-07]:
buitenomgevingstemperatuur.
[0-06]
10°C~25°C (standaard: 20°C)
[0-07]
▪ [0-06]:
buitenomgevingstemperatuur.
25°C~43°C (standaard: 35°C)
▪ [0-05]:
aanvoerwatertemperatuur
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage
eronder
(standaard: 12°C).
Let op: Deze waarde moet hoger
zijn dan [0-04], omdat bij lage
buitentemperaturen
water voldoende is.
▪ [0-04]:
aanvoerwatertemperatuur
buitentemperatuur gelijk is aan de
lage
erover
(standaard: 8°C).
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan
buitentemperaturen
nodig is.
Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bron
Het temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater.
De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. De
aanbevolen
aanvoerwatertemperatuur
gebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. In
dat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van
5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van het
retourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk van
de geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren,
vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschil
tussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merk
op dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant te
behouden.
#
Code
[A.3.1.3.1]
[9-09]
Verwarming: vereist
temperatuurverschil tussen retour- en
aanvoerwater. Gebied: 3°C~10°C (in
stappen van 1°C; standaardwaarde:
5°C).
[A.3.1.3.2]
[9-0A]
Koeling: vereist temperatuurverschil
tussen retour- en aanvoerwater.
Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C;
standaardwaarde: 5°C).
De aanvoerwatertemperatuur: Modulatie
Alleen van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruikt
wordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen.
De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamer
zal
verwarmd
worden.
Daarbij
aanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer de
aanpassing
aangezet
wordt,
aanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis van
voorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werd
geselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van de
gewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassing
uitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op de
gebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakelde
aanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd of
Uitgebreide handleiding voor de installateur
60
Beschrijving
Lage
Hoge
Gewenste
als
de
omgevingstemperatuur
of
valt.
[9‑07]°C~[9‑08]°C
minder
koud
Gewenste
als
de
omgevingstemperatuur
of
komt.
[9‑07]°C~[9‑08]°C
[0-05],
omdat
bij
hoge
kouder
water
(ingesteld
via
de
Beschrijving
moet
ook
de
gewenste
zal
de
unit
de
gewenste
verhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en het
verschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Dit
resulteert in volgende zaken:
▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met de
gewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)
▪ minder
AAN/UIT-cycli
(stiller,
effectiviteit)
▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenste
temperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)
#
Code
[A.3.1.1.5]
[8-05]
Aangepaste AWT:
▪ Nee (standaard): uitgeschakeld.
Let
aanvoerwatertemperatuur moet op
de
worden.
▪ Ja:
aanvoerwatertemperatuur
berekend op basis van het verschil
tussen
kamertemperatuur en de werkelijke
kamertemperatuur. Dit zorgt voor
een betere overeenkomst tussen de
capaciteit van de warmtepomp en de
werkelijk
waardoor er minder dikwijls moet
worden gestart en gestopt en het
systeem aldus zuiniger werkt.
Let
aanvoerwatertemperatuur kan alleen
op de gebruikersinterface gelezen
worden
Nvt
[8-06]
Maximummodulatie van de
aanvoerwatertemperatuur:
0°C~10°C (standaard: 3°C)
Heeft modulatie nodig om te kunnen
worden ingeschakeld.
Dit is de waarde waarbij de gewenste
aanvoerwatertemperatuur wordt
verhoogd of verlaagd.
INFORMATIE
Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur is
ingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hoger
worden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van de
minimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabiele
toestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer te
bekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie het
instelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Door
de weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan deze
verlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zie
onderstaande afbeelding.
T t
+[8-06]
−[8-06]
a
Weersafhankelijke curve
b
Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om
een stabiele toestand te bekomen voor het
comfortinstelpunt voor de kamer.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
groter
comfort
en
grotere
Beschrijving
op:
De
gewenste
gebruikersinterface
ingesteld
ingeschakeld.
wordt
de
gewenste
benodigde
capaciteit,
op:
De
gewenste
a
b
T a
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
De