en goed functioneren. Pomp de banden niet te
zacht op.
Opmerking: De banden worden in de fabriek
opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor
gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk
te verminderen.
Contact tussen snijplaat en
messenkooi controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact
tussen de snijplaat en de messenkooi controleren,
ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt
aanvaardbaar is geweest. Er moet over de volle lengte
een licht contact tussen de messenkooi en de snijplaat
zijn (zie Contact tussen snijplaat en messenkooi
afstellen in de gebruikershandleiding ).
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 61 tot
88 Nm.
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Het brandstofsysteem
ontluchten
U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de
motor start, indien zich één van de volgende situaties
heeft voorgedaan:
• Eerste keer starten van een nieuwe machine.
• De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was.
• Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan
onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld
er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider
heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz.
In bepaalde omstandigheden is brandstof
uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of
explosie van brandstof kan brandwonden bij u
of anderen en materiële schade veroorzaken.
• Vul de brandstoftank in de open lucht
wanneer de motor koud is. Eventueel
gemorste brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank nooit als de machine
op een aanhanger in een afgesloten ruimte
staat.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
• Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en
buiten bereik van kinderen bewaren. Koop
nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt
opmaken.
• Gebruik de machine uitsluitend als het
complete uitlaatsysteem is gemonteerd en
naar behoren werkt.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
controleer of de brandstoftank minstens half vol is.
2. Open de motorkap.
3. Open de ontluchtingsplug op het
brandstoffilter/waterafscheider (Figuur 30).
1
3
1. Brandstoffilter/waterafscheider 3. Aftapventiel
2. Ontluchtingsplug
4. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
Hierbij komt er lucht bij de ontluchtingsplug naar
buiten. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een
volle straal brandstof bij de plug naar buiten komt.
5. Zet de ontluchtingsplug weer vast en draai het
sleuteltje naar de stand Uit.
29
2
G009880
Figuur 30