Stroomtoevoer aansluiten
Voorzorgsmaatregelen
Neem bij het aansluiten van de stroomtoevoer altijd de volgende voorzorgsmaatregelen:
• Bescherm de stroomtoevoer naar de RTU met een eigen zekering.
• Gebruik aparte fase-/neutrale geleiders voor de stroomtoevoer vanuit de elektrische
verdeelkast.
• Onderdruk storingen van componenten die storingen kunnen oproepen.
Voorkom het volgende:
• gebruik niet dezelfde stroomtoevoer als voor de schakelaars of andere onderdelen
van de uitrusting
• leid de kabel niet samen met stroomkabels naar schakelaars door dezelfde kabelgoot
• leid signaalkabels en stroomkabels niet vlakbij elkaar.
Instructie
Volg onderstaande stappen om de stroomtoevoer aan te sluiten.
Tabel 10
Stap
1
2
Externe stroomtoevoer
De zekeringen 51-52 worden gebruikt als ingang voor een externe stroomtoevoer van 24
V DC, -15% + 20%.
Als een noodstroomvoeding (Uninterruptible Power Supply) nodig is, moet deze worden
gerealiseerd met een externe stroombron. De externe stroomtoevoer wordt gestabiliseerd
en gebruikt voor het aansturen van analoge en digitale ingangsignalen.
Massa (aarde)
De overspanningsbeveiliging moet bij voorkeur worden aangesloten op een aparte aarde
(massa)-klem, zoals een aardpen, maar in sommige gevallen kan het voldoende zijn de
beveiliging aan te sluiten op de aarde (massa)-bus in de eenheid.
De kabeldoorsnede van de kabel tussen de overspanningsbeveiliging en de aarde (massa)
moet 6-10 mm
Hardware voor APP700 en APX700 Installatie
Actie
Sluit de 24 V DC stroomtoevoer aan op de klemmen 51-52.
Sluit de functionele aarde (massa) aan op klem 49.
Let op: de aardkabel moet zo kort mogelijk zijn.
2
zijn.
Stroomtoevoer aansluiten
19