De watertemperatuurcorrectie instellen
U kunt de temperatuurcorrectie instellen om de temperatuurmeting van een sensor voor de watertemperatuur te
compenseren.
1 Meet de watertemperatuur aan de hand van een transducer met temperatuursensor die is aangesloten op
het toestel.
2 Meet de watertemperatuur met een thermometer of een andere temperatuursensor die nauwkeurig is.
3 Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Het resultaat is de temperatuurcorrectie. Voer een positief getal in bij deze waarde in stap 5 als de op het
toestel aangesloten sensor een koudere watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is. Voer
een negatief getal in bij deze waarde in stap 5 als de op het toestel aangesloten sensor een warmere
watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is.
4 Selecteer Instellingen > Mijn boot > Temperatuurcorrectie.
5 Gebruik de pijlknoppen om de in stap 3 gemeten temperatuurcorrectie in te voeren.
Alarmen instellen
De instelling Zoemer moet zijn ingeschakeld om alarmen te laten horen
instellen van akoestische alarmen kan leiden tot letsel of schade aan eigendommen.
Navigatiealarmen
Selecteer Instellingen > Alarmen > Navigatie.
Aankomst: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u zich binnen een opgegeven afstand of tijd van een
koerswijziging of bestemming bevindt.
Krabbend anker: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor anker
ligt.
Koersfout: Hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de boot een opgegeven afstand van koers raakt.
Systeemalarmen
Wekker: Stelt een wekker in.
Voedingspanning: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat afgaat als de accuspanning is gedaald tot een
opgegeven voltage.
GPS-nauwkeurigheid: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat afgaat als de nauwkeurigheid van de GPS-locatie
buiten een door de gebruiker gedefinieerde waarde valt.
Echoloodalarmen
Selecteer Instellingen > Alarmen > Echolood.
Ondiep water: Gaat af wanneer de waterdiepte kleiner is dan de opgegeven diepte.
Diep water: Gaat af wanneer de waterdiepte groter is dan de opgegeven diepte.
Watertemperatuur: Gaat af wanneer de watertemperatuur meer dan ± 1,1 °C (± 2 °F) afwijkt. Alarminstellingen
worden opgeslagen wanneer het toestel wordt uitgeschakeld.
OPMERKING: U moet het toestel aansluiten op een transducer met temperatuursensor om dit alarm te
kunnen gebruiken.
Vis: Hiermee kunt u een geluidsalarm instellen voor als het toestel een zwevend doel detecteert.
•
laat het alarm afgaan wanneer vissen van elke grootte worden gedetecteerd.
•
laat het alarm alleen afgaan wanneer middelgrote of grote vissen worden gedetecteerd.
•
laat het alarm alleen afgaan wanneer grote vissen worden gedetecteerd.
Toestelconfiguratie
VOORZICHTIG
(De zoemer instellen, pagina
5). Het niet
29