[OPNAME] Functie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
De belichting positief
compenseren.
Druk op de functieknop achterop om te
schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
Draai de functieknop om de belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [LICHTMETER]
•
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
•
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden.
(Het verschijnt echter niet in
Aantekening
•
De ingestelde belichtingswaarde blijft bewaard, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld. De
belichtingswaarde in de Intelligent Auto-functie wordt echter niet opgeslagen.
•
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
•
Wanneer de waarden van de opening- en sluitertijd afgebeeld worden op het scherm in de
programma-AE-modus, worden Programmawisseling-werking en
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingerukt
wordt.
•
In de AE-openingprioriteitmodus, worden de werking van de openinginstelling
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
•
In de AE-sluiterprioriteitmodus, worden de werking van de sluitertijdinstelling
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
•
De belichtingscompensatie kan uitgevoerd worden door in het snelmenu de schuifbalk aan te
raken (P58).
Opnemen
Juistebelichting
ñ
/
¿
modus.)
- 78 -
Overbelicht
De belichting negatief
compenseren.
A
B
(P143)
(P100)
en de
(P100)
en de