Aanwijzingen voor toetsen
Met de aan/uit-knop schakelt u de printer in.
Druk opnieuw op de aan/uit-knop om de printer uit te schakelen. De printer wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer deze gedurende 10 minuten niet is gebruikt.
Met de toets FUNCTION krijgt u toegang tot een secundaire functie of secundair teken
wanneer deze toets samen met de desbetreffende functietoets wordt ingedrukt.
Een secundaire functie of secundair teken is op elke toets geel weergegeven.
Met een pijl verplaatst u de cursor met één teken of regel.
Met FUNCTION + pijl verplaatst u de cursor naar de eerste of laatste tekenpositie of
regel.
Met ENTER maakt u een nieuwe regel wanneer u tekst typt.
In de menumodus drukt u op ENTER om een menuselectie te bevestigen.
Met DELETE verwijdert u het teken rechts van de cursor.
Met FUNCTION + CLEAR/ESC wist u het volledige opschrift van het beeldscherm of
verlaat u het menu wanneer u in de menumodus werkt.
In de menumodus werkt de functie Clear/Esc ook zonder dat u de toets Function indrukt.
Met PRINT drukt u één exemplaar van het opschrift af.
Met FUNCTION + MULTI-PRINT kunt u tot 99 exemplaren van het opschrift
afdrukken.
Met FONT SIZE geeft u de tekengrootte weer. Vervolgens kunt u deze wijzigen met de
softkeys.
Zie Appendix B Overzicht van tekengrootten.
Hiermee kunt u tevens de opmaak VET toepassen of annuleren.
Met MENU schakelt u tussen menu-opties voor softkeys en geeft u extra softkey-opties weer.
Met FEED wordt materiaal in de printer ingevoerd, maar wordt niet afgedrukt. Gebruik
deze toets voor continuelabels met vaste lengte zodat de etiketstrook tot aan de snijpositie
wordt ingevoerd.
Met MEMORY krijgt u toegang tot de softkeys OPSL, OPHL en VERW waarmee u
labels opslaat.
Met FUNCTION + BARCODE schakelt u tussen de tekst- en barcodemodus.
Met SERIAL voert u een standaardrangschikking uit met het teken waarop de cursor is
geplaatst. Een rangschikking resulteert in een reeks gegevens die stapsgewijs met één
cijfer (0-9) en/of één letter (A-Z, a-z) worden verhoogd.
Met FUNCTION + SYMBOL krijgt u toegang tot de symbolenbibliotheek.
Zie Appendix C , Symbolenbibliotheek.
Met SPACE voegt u een spatie in tussen twee tekens wanneer u opschriften maakt.
Met FUNCTION + CAPS LOCK schakelt u HOOFDLETTERGEBRUIK in of uit.
Met FUNCTION + geeft u een selectie met internationale tekens weer. Gebruik de softkey- of
toetsenbordpijlen om in het tekenmenu te navigeren.
10
Gebruikershandleiding