PAGINALUS: Hiermee schakelt u pagina's in de paginalus in of uit.
HERSTEL: Hiermee kunt u tripgegevens resetten, alle waypoints verwijderen, de fabrieksinstellingen van het
toestel herstellen en alle opgeslagen gebruikersgegevens verwijderen
pagina 26).
INFO FORETREX: Hiermee kunt u toestelinformatie weergeven, zoals de toestel-id, softwareversie, informatie
over wet- en regelgeving en de licentieovereenkomst
Timerinstellingen
Selecteer INSTELLEN > TIMER op de menupagina.
TOON TIMERPAGINA?: Hiermee schakelt u de timerpagina in.
TEL AF VANAF:: Hiermee stelt u de tijdstappen voor de afteltimer in. Met de optie TEL OP kunt u de timer
gebruiken als stopwatch.
NA AFLOPEN:: Hiermee stelt u in dat de timer stopt, omhoog telt of opnieuw begint wanneer de tijd is
verstreken.
TOON BIJ AFLOPEN:: Hiermee stel u het geluidssignaal in dat klinkt wanneer de tijd is verstreken.
INTERVALTOON:: Hiermee stel u het geluidssignaal in dat klinkt wanneer de intervaltijd is verstreken.
Systeeminstellingen
Selecteer INSTELLEN > SYSTEEM op de menupagina.
GPS-MODUS: Hiermee wordt het satellietsysteem ingesteld op GPS, MULTI-GNSS, ULTRATRAC, or DEMO (GPS
uit). Met de optie ULTRATRAC worden er minder vaak spoorpunten en sensorgegevens vastgelegd.
MULTIBAND: Hiermee activeert u meerdere satellietsystemen op meerdere frequentiebanden. Dit zorgt voor
consistentere spoorlogs, verbeterde positionering, minder multi-padfouten en minder atmosferische fouten
bij gebruik van het navigatiesysteem in moeilijke omgevingen.
PIEPER: Hiermee stelt u in dat de zoemer alleen klinkt voor geluiden van belangrijke knoppen en voor berichten,
of alleen voor berichten.
BATTERIJ: Hiermee kunt u het type AAA-batterij wijzigen voor nauwkeurigere informatie over de
batterijcapaciteit.
TAAL: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst die op het toestel wordt weergegeven.
INTERFACE: Hiermee kunt u de USB-poort van het toestel gebruiken voor de meeste NMEA
compatibele kaartprogramma's door een virtuele seriële poort te maken.
EIGENAAR: Hiermee kunt u informatie over de eigenaar opgeven, zoals uw naam, en deze laten weergeven als u
het toestel inschakelt.
Spoorinstellingen
Selecteer INSTELLEN > TRACKS op de menupagina.
OPNEMEN: Hiermee schakelt u het vastleggen van het spoor in.
OPNAME-INTERVAL: Hiermee stelt u de methode en snelheid van het vastleggen van het spoorlog in. Met de
optie AFSTAND kunt u de afstand tussen vastgelegde spoorpunten invoeren. Met de optie TIJD kunt u de tijd
tussen vastgelegde spoorpunten invoeren. Met de optie AUTO kunt u automatisch spoorpunten vastleggen
op basis van het geselecteerde resolutieniveau.
RESOLUTIE: Hiermee kunt u instellen hoe vaak spoorpunten worden vastgelegd. Bij een hogere resolutie worden
spoorpunten vaker vastgelegd en ontstaat er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook sneller
vol.
NW. REGEL ALS VOL: Hiermee wordt aangegeven of spoorpunten worden overschreven wanneer het geheugen
van het toestel vol is.
20
(Gegevens en instellingen herstellen,
(Toestelgegevens weergeven,
pagina 23).
®
NMEA 0183-
Hoofdpagina's