Gebruik van de sproeier
7.3 Sproeien
Hou tijdens het gebruik van de sproeier
rekening met de veiligheidsvoorschriften.
Gebruik het apparaat niet bij wind of regen, om
te vermijden dat het sproeimiddel over een
groot oppervlak verdeeld raakt.
Voor u begint te werken, dient u de
windrichting te controleren.
Sproei bij voorkeur 's morgens of 's avonds,
omdat het dan eerder windstil is.
•
Draag het degelijk voorbereide apparaat op
de rug.
• Hou de sproeilans aan het handventiel in de
hand.
• Wanneer u de pomp inschakelt, moet het
handventiel gesloten blijven ( niet
bedienen).
•
Afhankelijk van het gewenste bereik en de
vereiste dosering, kiest u de werkdruk met
de tuimelschakelaar pomp.
In stand II schakelt de pomp automatisch uit
als de werkdruk op het handventiel wordt
bereikt. Als de druk tijdens het sproeien
daalt, schakelt de pomp automatisch weer
in. Door deze regeling wordt de capaciteit
van de accu optimaal benut.
In stand I wordt de uitschakeldruk ook bij
gesloten handventiel niet altijd bereikt,
zodat de pomp dan continu werkt. In dit
N
geval is het aan te bevelen de pomp tijdens
E
sproeipauzes handmatig uit te schakelen
D
met de tuimelschakelaar.
Bij langdurige pauzes en op het einde van
het sproeiwerk de pomp altijd uitschakelen
met de tuimelschakelaar.
•
Bedien het handventiel (a) om te spuiten.
NEDERLANDS 14
Om ongewenst sproeien te voorkomen, kan
het handventiel in ruststand worden
geblokkeerd met de rode klem.
Daartoe spreidt u de bedieningshefboom
lichtjes zijwaarts (a) en zet u de klem vast (b).
Spuit niet in de richting van geopende deuren
en vensters, auto's, dieren, kinderen of alles
wat door chemicaliën beschadigd kan raken.
Tijdens het sproeien dient u uiterst voorzichtig
te zijn.
Zorg ervoor dat enkel zaken die echt moeten
worden gesproeid, bevochtigd worden.
Zodra er nog slechts een veel lagere werkdruk
door de pomp wordt opgebouwd, dient u het
sproeien met deze accu te beëindigen en de
accu opnieuw op te laden.
7.4 Rest van sproeimiddel / sproeien
beëindigen
Zodra er tijdens het sproeien met de sproeier
ook lucht uit de sproeikop komt (er ontstaat
een nevelsliert), dient u de pomp onmiddellijk
uit te schakelen. In de sproeimiddeltank zit dan
nog minder dan 50 ml vloeistof. Als u geen
sproeimiddel wenst toe te voegen en wenst te
stoppen met sproeien, dient u deze resterende
vloeistof te verdunnen met één liter water en
op het te behandelen oppervlak te spuiten. Na
het uitschakelen van de pomp houdt u de
sproeilans omlaag op het behandelde
oppervlak en bedient u het handventiel, zodat
alle resten uit de drukslang worden verwijderd.
Laat de pomp nooit draaien terwijl er geen
vloeistof in het sproeimiddelreservoir zit.
Wanneer de pomp droogt werkt, raakt ze
beschadigd.
Op het einde van het werk schakelt u de pomp
uit. Maak het apparaat overeenkomstig
paragraaf 8.5 "Sproeivloeistofreservoir
leegmaken en reinigen" klaar om het op te
bergen; reinig het gezicht en de handen
grondig met zeep en water, doe de werkkledij
uit en was ze regelmatig.