1
Voer het IP-adres van de NVR in.
2
Pas de frequentie van de pingtest aan.
3
Selecteer Uitvoeren om de test uit te voeren. Het
testresultaat wordt weergegeven.
4
Selecteer Sluiten om te sluiten.
• Als u een firewall gebruikt, selecteert u Poort wijzigen om
het poortnummer te wijzigen in een nummer dat wordt
toegestaan door de firewall.
• Als u de poort tijdelijk wijzigt, wordt de externe
verbinding met de NVR verbroken.
IP- en poortinstellingen voor extern punt op het externe
programma moeten ook worden gewijzigd om verbinding te
kunnen maken met de NVR.
● Als u de functie UPnP (Universal Plug and Play) wilt gebruiken,
selecteert u UPnP gebruiken. Als u een IP-router (of NAT)
gebruikt, kan het apparaat via de UPnP-service automatisch de
poort doorsturen naar de NVR.
• Deze poort wordt gebruikt voor toegang tot een poort
met een privé-IP-adres.
• Als u de UPnP-service wilt gebruiken, moet de IP-router
(of NAT) het doorsturen van UPnP-poort ondersteunen en
moeten de relevante opties zijn ingeschakeld.
• Poortnummer kan niet worden gewijzigd als UPnP
gebruiken is geselecteerd.
● Status: Geeft het nummer van de poort aan die door de IP-
router (of NAT) naar de NVR is doorgestuurd via UPnP-service.
● Route traceren testen: De NVR probeert om een
netwerkpad naar zijn bestemming te traceren.
1
Stel het netwerkadres van de bestemming in.
2
Stel het maximum aantal hops in.
3
Selecteer Uitvoeren om de test uit te voeren. Het
testresultaat wordt weergegeven.
4
Selecteer Sluiten om te sluiten.
Deel 2: configuratie
77