Bedieningsknoppen op het
systeem en de afstandsbediening
1 STANDBY•ON
–
om het systeem aan of stand-by te
zetten.
–
om te EASY SET-functie te gebruiken.
2 DIGITAL CONTROL – om het
gewenste digitale klankeffect te
kiezen:
INCREDIBLE SURROUND
–
om het surround-effect aan of uit te
zetten.
BASS+/-
–
om het niveau voor de lage tonen in te
stellen.
TREBLE+/-
–
om het niveau voor de hoge tonen in
te stellen.
LOUDNESS
–
om het LOUDNESS-geluidseffect in of
uit te schakelen bij een laag
volumeniveau.
3 BRONKEUZE : om te kiezen tussen:
3 CDC
–
om de cd-speler te bedienen. Als de
cd-speler stilstaat: om het cd-vak (1, 2
of 3) te kiezen.
TUNER
–
om de tuner te bedienen. Als u de
tuner gekozen heeft: om het
golfgebied (FM, MW of LW) te kiezen.
TAPE
–
om het cassettedeck te bedienen. Als
het cassettedeck stilstaat: om het
cassette deck(deck 1 of 2) te kiezen.
CDR / AUX
–
om het apparaat dat aangesloten is op
AUX IN te bedienen (bijvoorbeeld het
geluidskanaal van een tv,
videorecorder, laserdiskspeler, DVD-
speler of cd-recorder). Als u het
aangesloten apparaat gekozen heeft,
druk dan op AUX/DVD of CDRW om te
kiezen.
4 PER APPARAAT VERSCHILLEND
SEARCH / TUNE S
T
(PRESET 4 3 )
bij CD ............ om een vorige/
volgende passage te
zoeken.
...................... om naar het begin van
het huidige, vorige of
volgende nummer te
gaan (de toets niet
langer dan 0,5 seconde
indrukken) .
bij TUNER ..... (als de PRESET-functie
uit staat) om af te
stemmen op een lagere
of hogere
radiofrequentie.
...................... (als de PRESET-functie
aan staat) om een
geprogrammeerde
zender te kiezen.
bij TAPE ......... om de cassette
versneld terug of
vooruit te spoelen.
PLAY 2 / ; (A•B)
bij CD ............ om het afspelen te
starten of te
onderbreken.
bij TAPE ......... om het afspelen te
starten.
...................... SIDE: bij het afspelen
op deck 2: om de
andere kant van de
cassette te kiezen.
PRESET
om de PRESET-functie in of uit te
schakelen.
STOP 9
bij CD ............ om het afspelen van
een cd te beëindigen en
om een programma te
wissen.
bij TUNER ..... om het programmeren
te beëindigen.
bij TAPE ......... om het afspelen of
opnemen te
beëindigen.
DEMO ........... (enkel op het systeem)
om het
demonstratieprogramma
te starten of te
beëindigen.
5 DISPLAY
–
voor informatie over wat het systeem
doet.
BEDIENINGSKNOPPEN
6 CD-LADE
7 DISC 1 / DISC 2 / DISC 3
–
om het cd-vak te kiezen waarmee u
het afspelen wilt starten.
8 RDS
–
om de soort van RDS-informatie in
deze volgorde te kiezen: naam van de
zender, programmatype en radiotekst.
9 NEWS•TA
–
om automatisch op een
nieuwsuitzending of
verkeersinformatie.
0 OPEN•CLOSE
–
om de cd-lade te openen of te sluiten.
! DISC CHANGE
–
om cd's te verwisselen.
@ DIM
–
om één van de 4 verschillende DIM-
standen voor het display te kiezen,
DIM 1, DIM 2, DIM 3 of DIM OFF (uit).
–
om de bandteller op nul te zetten;
enkel bij het cassettedeck (houd de
toets langer dan 2 seconden
ingedrukt) .
# PROG / A. REV (PROGRAM / AUTO
REVERSE)
bij CD ............ om bij de cd-speler cd-
nummers te
programmeren
bij TUNER ..... om bij de tuner zenders
te programmeren.
bij TAPE ......... om de gewenste
manier van afspelen te
kiezen (å å å å å / ˙
˙
˙
∫
∫
˙ / ∫
˙
∫
∫ ),
enkel op deck 2.
3139 116 19161
97