De E flikkert op de opnameteller of alle icoontjes op het LCD-scherm flikkeren:
Opgelet:
De camera heeft problemen. Verwijder de batterijen en herplaats ze terwijl de icoontjes flikkeren. Helpt dat niet, raadpleeg de FUJIFILM
vertegenwoordiger.
Pagina 20 - PROBLEMEN EN HOE ZE TE VERHELPEN.
Het filmpak kan moeilijk of niet in de camera worden ingelegd:
1.
Het filmpak is niet voor uw camera bestemd: Gebruik uitsluitend FUJIFILM INSTAX mini.
2.
De manier van laden is fout:Zorg er voor dat de gele balkjes tegenover elkaar liggen.
De foto wordt niet uitgestoten:
-) De batterijen zijn uitgeput: Vervang de batterijen door nieuwe en probeer opnieuw.
Het LCD-scherm is zwart:
-) De camera is te warm: Plaats hem in een koele omgeving.
De batterijen lopen snel leeg:
-) De batterijen zijn niet van hetzelfde type: Vervang ze door twee CR2 lithium batterijen.
B. Bij het printen van de foto's.
De foto is geheel of gedeeltelijk wit:
-
Het cameradeksel werd geopend vóór de opname: Het cameradeksel pas openen als alle tien de opnamen gemaakt zijn. Zo niet wordt de
rest van de film belicht en is dan onbruikbaar.
De foto's lijken overbelicht (te wit).
1.
De omgevingstemperatuur is lager dan 5°C: Verwarm de camera tot kamertemperatuur.
2.
De sensor van de belichtingsregeling of van de flitsbelichting is geblokkeerd: Zorg er voor dat beide sensoren steeds vrij zijn.
Pagina 21 - PROBLEMEN EN HOE ZE TE VERHELPEN
De foto lijkt onderbelicht (te donker):
1.
De omgevingstemperatuur is hoger dan 40°C: De camera op een normale temperatuur bewaren.
2.
De foto was een tegenlichtopname: Plaats de verlichting zoveel mogelijk achter de camera of pas de Fill-in flitsmodus toe.
3.
De flitser of de belichtings- of flitssensor waren bedekt: Deze vlakjes steeds vrij houden tijdens het fotograferen.
4.
De achtergrond is te helder in vergelijking tot het onderwerp: Neem de foto in Hi-key op.
5.
De flitser was te zwak om het onderwerp te bereiken: Het onderwerp op minder van 2,7 m afstand plaatsen.
6.
De flits werd weerkaatst door een spiegel of een venster: Zoek een ander opnamestandpunt, weg van ruiten of spiegels.
De foto is onscherp:
1.
De opnameafstand is niet aangepast: Pas de camera-instelling aan aan de opnameafstand.
2.
De frontlens van het objectief is besmeurd: Neem contact op met de FUJIFILM dealer.
3.
De camera heeft bewogen tijdens de opname: Hou de camera stevig vast en druk rustig af. Plaats de camera op een tafel of gebruik een
statief bij lange belichtingstijden. Of gebruik de Fill-in flitsmodus.
Pagina 22 - PROBLEMEN EN HOE ZE TE VERHELPEN
De foto is wazig:
1.
Tijdens de ontwikkeling werd er druk op het uitgestoten papiervel uitgeoefend: Het papieroppervlak niet aanraken. Ook niet vouwen,
scheuren of doorsnijden.
2.
De foto werd niet gelijkmatig uitgestoten: Het uitstoten niet hinderen met de vingers.
Het onderwerp op de foto is verschoven ten opzichte van dat in de zoeker:
De afstand tussen de camera en het onderwerp was te kort: Voor macro-opnamen zie pagina16.
Pagina 26 - DE ZORG VOOR DE CAMERA.
1.
Deze camera is een precisietoestel dat zorgvuldig dient behandeld te worden. Het niet nat maken, laten vallen of blootstellen aan schokken.
Het niet in het zand leggen.
2.
Sommige draagriemen zijn niet stevig genoeg omdat ze bestemd zijn voor lichtere toestellen. Opletten dus bij aankoop!
3.
Controleer, bij gebruik van een statief, of het wel voldoende stabiel is. Bij het bevestigen er op letten dat de schroef niet te stevig wordt
vastgedraaid. De camera ook niet verplaatsen als hij op een statief is geschroefd. U zou het toestel kunnen beschadigen.
4.
Als u verwacht de camera gedurende lange tijd niet te gebruiken, neem de batterijen er dan uit en bewaar het toestel op een goed
geventileerde, droge en stofvrije plaats bij een constante temperatuur.
5.
Blaas het stof van het objectief en van het venster van de zoeker e.d. met een peertje of wrijf het er af met een zacht doekje.
6.
Gebruik geen oplosmiddelen of alcohol om vuil te verwijderen.
7.
Hou de ligplaats van de filmcassette in de camera zuiver om de foto's niet te beschadigen.
8.
Bij warm weer de camera niet te lang in de auto laten liggen, op het strand of in een vochtige omgeving.
9.
Verdelgingsmiddelen tegen muggen, motten e.d. kunnen de camera en de film aantasten.
10. Deze camera wordt elektronisch gestuurd en zal normalerwijze altijd goed werken. Is dat niet het geval, haal de batterijen er dan eventjes uit
en plaats ze er opnieuw in.
11. De camera dient gebruikt te worden binnen een temperatuurvork van +5°C tot +40°C.
Pagina 27 - ZORG VOOR DE INSTAX MINI FILMPAKS EN DE PRINTS.
Lees en volg de instructies die bij het filmpak zijn gevoegd:
1.
De filmpaks op een droge en luchtige plaats bewaren. Leg ze niet op een plaats waar de temperatuur hoog kan oplopen (bijvoorbeeld in
een gesloten auto).
2.
Een filmcassette die in de camera zit, dient zo snel mogelijk te worden opgebruikt.
3.
Als het filmpak bewaard werd in een ruimte waar de temperatuur eerder laag of hoog was, geef het dan de tijd om op normale temperatuur
te komen alvorens er foto's mee te maken.
4.
Gebruik geen filmpaks waarvan de bewaartijd verlopen is.
INFORMATIE VOOR DE EUROPESE MARKT
Fabrikant: FUJIFILM Corporation, 7-33, Akasaka 9-Chome, Minato-ku, Tokyo, Japan
Vertegenwoordiger in Europa: FUJIFILM EUROPE GmbH, Heesenstrasse 31, D-40 549 Düsseldorf, Duitsland
FUJIFILM Belgium NV, Excelsiorlaan 39, B-1930 Zaventem - www.fujifilm.eu/ffbe
FUJIFILM Belgium NV - Excelsiorlaan 39 - B-1930 Zaventem - www.fujifilm.eu/be