4.5. Aansluiting van externe boosters
Als één booster niet voldoende is om de modelbaan te voeden of als de commando's voor
voertuig- en toebehoor decoders gescheiden moeten worden uitgevoerd ("rijden en schakelen
gescheiden"), kunt u extra externe boosters aansluiten.
Loconet boosters
Boosters voor gebruik in LocoNet kunnen niet aangesloten worden op de LocoNet interface
van de mc², aangezien deze ontworpen is als een LocoNet T(ool) interface - en niet als een
Loconet B(ooster) interface. Op de LocoNet interface van de mc² worden geen booster
signalen verzonden. LocoNet boosters moeten dus aangesloten worden op één van de twee
interfaces voor externe boosters.
Gelijktijdig gebruik van verschillende booster interfaces
Als u aparte layouts (delen) wilt leveren of aparte boosters wilt gebruiken voor b.v. rijden en
schakelen, kunt u alle booster interfaces tegelijk gebruiken. Het is echter niet mogelijk
meerdere booster-secties van een modelbaan gemengd met verschillende booster-types (DCC-
compatibel, Motorola-compatibel, BiDiB) te leveren.
Voeding van verschillende booster secties van een modelbaan
In principe moeten, indien mogelijk, identieke boosters worden gebruikt om verschillende
boostersecties van een modelbaan te voeden.
In combinatie met de geïntegreerde booster van de mc² kunt u gebruik maken van:
Booster B-4 (artikelnr. 40-19407 of 40-19417): Aansluiting op de DCC-conforme
boosteruitgang ("CDE") van de mc² of
BiDi-Booster (artikelnr. 40-19407): Aansluiting op de BiDiB interface van de mc². De
bedrijfswaarden van de BiDi-Booster worden dan teruggemeld en kunnen worden gebruikt
als basis voor het boosterbeheer van een besturingssoftware.
MM: Märklin-compatibele boosters
Aansluiting: 5-polig, rastermaat 2,54 mm
CDE: DCC-compatibele boosters
Aansluiting: 3-polig, rastermaat5,08 mm
(Stekker bij levering inbegrepen)
BiDiB: Boosters volgens BiDiB specificatie
Aansluiting: RJ45
Aansluitingen | 4.11