16 Configuratie
6 Druk één keer op BS1 om stand 2 af te sluiten.
16.1.7
Stand 1: Controle instellingen
[1-0]
Geeft de resterende levensduur van de R32-sensor weer.
De resterende levensduur wordt weergegeven in 0 tot 120 maanden.
INFORMATIE
De sensor heeft een levensduur van 10 jaar. Op de
gebruikersinterface
verschijnt
levensduur van de sensor afloopt de fout "CH-22" en na
het einde van de levensduur van de sensor "CH-23". Voor
meer informatie, zie de uitgebreide handleiding van de
gebruikersinterface en neem contact op met uw dealer.
16.1.8
Stand 2: Lokale instellingen
[2-0]
Instelling die bepaalt of de BS-unit al of niet deel uitmaakt van een
cluster.
Als de BS-unit deel uitmaakt van een parallelle of seriële cluster,
moet deze instelling op "1" worden ingesteld om dit te activeren. Zie
"12.3 Vereiste veiligheidsmaatregelen
Deze instelling moet op alle hoofdprintplaten (A1P, A2P en A3P) van
de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-0]
0 (standaard)
1
[2-1]
Instelling voor het nummer van de cluster waarvan de BS-unit deel
uitmaakt.
Als het systeem meerdere clusters bevat, moeten alle BS-units die
tot dezelfde cluster behoren hetzelfde clusternummer hebben als de
waarde voor deze instelling. BS-units uit verschillende clusters
moeten een verschillend clusternummer hebben.
Deze instelling moet op alle hoofdprintplaten (A1P, A2P en A3P) van
de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-1]
0 (standaard)~15
[2-2]
Instelling voor de clusterconfiguratie waarvan de BS-unit deel
uitmaakt.
Dit kan een parallelle of seriële cluster zijn. Deze instelling moet voor
alle BS-units in dezelfde cluster worden uitgevoerd, en moet
dezelfde waarde zijn. Zie
"12.3 Vereiste veiligheidsmaatregelen
bepalen" [ 4 15].
Deze instelling moet op alle hoofdprintplaten (A1P, A2P en A3P) van
de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-2]
0 (standaard)
1
[2-3]
Instelling om een koelmiddellek te simuleren.
Deze instelling moet bij de inbedrijfstelling van de BS-unit op "1"
worden ingesteld om de veiligheidsmaatregelen van de BS-unit te
activeren en te bevestigen dat de veiligheidsmaatregelen naar
behoren werken en voldoen aan de geldende wetgeving. Na
bevestiging moet deze instelling weer op "0" worden ingesteld en
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
38
6 maanden
voor
de
bepalen" [ 4 15].
Definitie
Cluster gedeactiveerd
Cluster geactiveerd
Definitie
Clusternummer
Definitie
Parallelle cluster
Seriële cluster
instelling [2-6] moet worden ingesteld als bevestiging dat de
inbedrijfstellingscontrole is voltooid. Zie
BS-unit" [ 4 39].
van de
Deze instelling moet alleen op de uiterst linkse hoofdprintplaat (A1P)
van de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-3]
Koelmiddellek simuleren
0 (standaard)
1
[2-4]
Instelling om alle veiligheidsmaatregelen van de BS-unit te activeren
of te deactiveren.
Deze instelling activeert of deactiveert alle veiligheidsmaatregelen
van de BS-unit. Instellen op "1" als veiligheidsmaatregelen vereist
zijn (geventileerde omkasting of extern alarm) en op "0" als geen
veiligheidsmaatregelen
vereist
bepalen" [ 4 15].
veiligheidsmaatregelen
In het geval van "0" wordt de output van de R32-sensor in de BS-
unit genegeerd, en reageert het systeem niet in het geval van een
koelmiddellek in de BS-unit.
Deze instelling moet alleen op de uiterst linkse hoofdprintplaat (A1P)
van de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-4]
0
1 (standaard)
2
Tijdelijk deactiveren (24 uur of tot uit- en
[2-6]
Instelling om voltooien van inbedrijfstellingscontrole te controleren.
Na controle dat de veiligheidsmaatregelen van de BS-unit naar
behoren werken, moet deze instelling op "1" worden ingesteld.
Dezelfde instelling is vereist voor alle BS-units, ook wanneer geen
tegenmaatregelen zijn geïnstalleerd. Bij het proefdraaien van de
buitenunit wordt gecontroleerd of deze instelling van alle BS-units
van het systeem op "1" is ingesteld. Zo niet, verschijnt een foutcode
op het 7-segmentendisplay van de buitenunit.
Deze instelling moet alleen op de uiterst linkse hoofdprintplaat (A1P)
van elke BS-unit worden uitgevoerd.
[2-6]
Controle inbedrijfstelling
0 (standaard)
1
[2-7]
Instelling om de functies geventileerde omkasting te activeren of
deactiveren.
Deze instelling activeert of deactiveert de veiligheidsmaatregel
geventileerde omkasting van de BS-unit. Instellen op "1" als een
geventileerde omkasting vereist is als veiligheidsmaatregel en op "0"
als alleen een extern alarm vereist is. Zie
bepalen" [ 4 15].
veiligheidsmaatregelen
Deze instelling moet alleen op de uiterst linkse hoofdprintplaat (A1P)
van de BS-unit worden uitgevoerd.
[2-7]
Geventileerde omkasting
0
1 (standaard)
[2-8]
Instelling om een adreswaarde toe te wijzen aan de BS-unit voor de
supervisor-afstandsbediening.
Indien in het systeem supervisor-afstandsbedieningen worden
gebruikt,
moet
aan
de
BS-unit
toegewezen.
"17.1.1 Over proefdraaien
UIT
AAN
zijn.
Zie
"12.3
Vereiste
Veiligheidsmaatregelen
Deactiveren
Activeren
inschakelen voeding)
Onvolledig
Voltooid
"12.3 Vereiste
Deactiveren
Activeren
een
adreswaarde
worden
BS4~12A14AJV1B
VRV 5 aftakkeuze-unit
4P670163-1 – 2022.02