4.2 Veiligheidsinstructies voor de mon-
tage
Scherpe randen, scherpe hoeken en dunwandig
plaatwerk
VOORZICHTIG!
Verwondingsgevaar aan scherpe randen en dun-
wandig plaatwerk!
Scherpe randen, scherpe hoeken en dunwandig
plaatwerk kunnen schaaf- en/of snijwonden aan de
huid veroorzaken.
–
Alle werkzaamheden voorzichtig uitvoeren
–
Draag werkhandschoenen, veiligheidsschoenen
en een veiligheidshelm.
4.3 Algemene montagehandleiding
AANWIJZING!
Risico van beschadiging van de brandklep
–
De brandklep bij de montage tegen vervuiling of
beschadigingen beschermen.
–
De openingen en signaleringseenheid door
middel van afdekken (bv. middels folie) tegen
mortel en water beschermen.
–
De transport- en montagebescherming (indien
aanwezig) mag pas na de inbouw verwijderd
worden.
Bediening, elektrische motor en inspectieopening
moeten voor inspectie en onderhoudswerkzaam-
heden toegankelijk blijven.
Krachten die op de behuizing inwerken, kunnen
functiestoringen aan de brandklep tot gevolg
hebben. Dit moet bij de inbouw en het aansluiten
van het kanaal verhinderd worden. Aan brand-
kleppen mogen alleen torsievrij gemonteerde lucht-
kanalen van brandbare of niet brandbare materialen
aangesloten worden.
Voor het inbouwen: een functiecontrole van de
brandklep uitvoeren en de brandklep sluiten.
62 .
De productsticker en de tape op het inbouwdeel
mag NIET worden verwijderd.
Vocht en condens in resp. op de brandklep moet
voorkomen worden.
Hogere eisen ten aanzien van corrosiebestendig-
heid kunnen gerealiseerd worden met de uitvoe-
ringen roestvast staal of een gepoedercoate behui-
zing en extra een geïmpregneerd klepblad.
Bij grotere wand- of vloerdikten huiseverlengingen
toepassen.
Bij de inbouw van de FK2-EU moet de stabiliteit van
de constructie (wand / vloer), ook in geval van brand
gewaarborgd zijn.
Voorzover bij betreffende inbouwdetails niet anders
vermeld:
–
gebeurt de inbouw van elke brandklep in een
separate sparing. De afstand tussen twee
brandkleppen is ≥ 200 mm.
–
bedraagt de afstand tot dragende delen
≥ 75 mm.
–
mogen maximaal twee brandkleppen in één
sparing gemonteerd worden.
–
mogen brandkleppen nat ingebouwd met een
afstand ≥ 40 mm gemonteerd worden tot brand-
werend beklede stalen balken, houten balken of
houten plafonds gemonteerd worden. De brand-
werende bekleding (plaatmateriaal) moet vol-
gens een nationale of europese richtlijn gemaakt
worden en bij de brandklep zonder holle ruimtes
tegen de dragende constructie aanliggen.
Worden meerdere brandkleppen aan een gemeen-
schappelijk luchtkanaal bediend, dan moet er
gezorgd worden, dat bij het sluiten van één brand-
klep de maximale toelaatbare aanstroomsnelheid in
de nog geopende brandkleppen niet overschreden
wordt. Dit is bouwkundig op te lossen, b.v. door het
afschakelen van de ventilator of onderling vergren-
delen bij een uitvoering met een veerretourmotor.
Voor het beheersen van het uitzetten van het kanaal
en de wandvervormingen bij brand adviseren wij het
aansluiten van de kanalen met elastische aanslui-
tingen in:
- Systeemwanden
- Schachtwanden als systeemwand
- Steenwolpaneelsysteem
De elastische aansluitingen moeten daarbij zo inge-
bouwd worden, dat trek- en schuifkrachten opge-
vangen kunnen worden. Als alternatief kunnen ook
flexibele luchtkanalen gebruikt worden.
Luchtkanalen moeten zo aangelegd worden, dat in
geval van brand deze geen aanzienlijke krachten op
de brandklep kunnen uitoefenen. Dit kan ook door
bochten schuifstukken of door knikken van het
kanaal bereikt worden. De verschillende nationale
regelgevingen daarbij moeten nageleefd worden.
Voor onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
moeten de brandkleppen inwendig toegankelijk zijn.
Hiervoor heeft de brandklep serie FK2-EU twee
Ä
inspectie-openingen. Afhankelijk van de inbouwsi-
tuatie kan het noodzakelijk zijn, extra inspectieope-
ningen in de aangesloten luchtkanalen te maken.
Brandklep Serie FK2-EU
Inbouw
Algemene montagehandleiding
29