De camera onder water gebruiken
Voordat u de camera onder water gebruikt
Controleer of er stof, zand of andere stoffen op of tussen de afdichtingen van het klepje van het
batterij-/kaartcompartiment en het connectorklepje zitten. Verwijder eventueel vuil met een schone
doek die vrij is van vezelresten.
Controleer of er geen barsten, krassen of andere defecten zijn op de afdichtingen van het klepje van
het batterij-/kaartcompartiment en het connectorklepje of hun contactoppervlakken.
Sluit de vergrendelknop van het klepje van het batterij-/kaartcompartiment en het connectorklepje
en zorg dat deze goed vast zit.
Maak het klepje van het batterij-/kaartcompartiment en het connectorklepje niet open in de buurt
van water (zoals op zee, op een meer of aan zee) of met natte handen.
De camera blijft niet drijven.
De camera kan niet gebruikt worden in warmwaterbronnen.
Als u de camera onder water gebruikt
Gebruik de camera niet op een diepte van meer dan 15 m of langer dan 60 minuten onder water.
Open of sluit het klepje van het batterij-/kaartcompartiment of het connectorklepje niet als u onder
water bent.
Stel de camera niet bloot aan schokken, bijvoorbeeld door een wilde duik in het water te nemen.
Door de klap kan het klepje van het batterij-/kaartcompartiment of het connectorklepje opengaan.
Nadat u de camera onder water gebruikt
Veeg met een vezelvrije doek eventuele waterdruppels of vuil van de camera en open vervolgens
het klepje van het batterij-/kaartcompartiment en het connectorklepje.
241
De camera onder water gebruiken