39Z5T7010.fm 4 ページ 2019年10月31日 木曜日 午前10時22分
GEBRUIKSCONTROLES VOORAF
IS UW MOTOR GEBRUIKSKLAAR?
Voor uw eigen veiligheid, een goede naleving van de milieuvoorschriften en
een maximale levensduur van uw apparatuur is het van groot belang dat u
even de tijd neemt om de conditie van de motor te controleren voordat u de
motor inschakelt. Los eventuele gevonden problemen op of laat ze door uw
onderhoudsdealer verhelpen voordat u de motor weer gebruikt.
Als de motor niet correct wordt onderhouden of problemen
niet worden verholpen voordat de motor wordt gebruikt,
kunnen ernstige storingen ontstaan.
Sommige storingen kunnen ernstig letsel of de dood tot gevolg
hebben.
Voer voorafgaand aan elk gebruik een controle uit en verhelp
eventuele problemen.
Controleer voordat u de gebruikscontrole uitvoert eerst of de motor wel
horizontaal staat en de motorschakelaar in de stand OFF (UIT) staat.
Controleer altijd de volgende punten voordat u de motor start:
Controleer de algehele conditie van de motor
1. Kijk rondom en onder de motor of u sporen ziet van olie- en
benzinelekkage.
2. Verwijder een teveel aan vuil of rommel, vooral rondom de
uitlaatdemper en de terugloopstarter.
3. Let op tekenen van schade.
4. Controleer of alle afschermkappen en deksels op hun plaats zitten en of
alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.
Controleer de motor
1. Controleer het brandstofniveau (zie pagina 8). Als u met een volle tank
begint, hoeft u uw werk niet of nauwelijks te onderbreken om te tanken.
2. Controleer het motorolieniveau (zie pagina 9). Als de motor draait met
een te laag oliepeil, kan er motorschade ontstaan.
Het Oil Alert-systeem (sommige uitvoeringen) zorgt dat de motor
automatisch wordt uitgeschakeld voordat het oliepeil daalt tot beneden
een veilige grenswaarde. Vermijd het ongemak van onverwacht
uitschakelen door het motoroliepeil altijd te controleren voordat u de
motor start.
3. Controleer het olieniveau in de reductiekast op de betreffende
uitvoeringen (zie pagina 9). Olie is van essentieel belang voor een goede
en langdurige werking van de reductiekast.
4. Controleer het luchtfilterelement (zie pagina 10). Een vervuild
luchtfilterelement belemmert de luchtstroming naar de carburateur,
zodat de motor minder goed presteert.
5. Controleer de apparatuur die door deze motor wordt aangedreven.
Neem de instructies door die worden geleverd bij de apparatuur die door
deze motor wordt aangedreven en let op voorzorgsmaatregelen en
procedures die u hoort te volgen voordat u de motor start.
4
BEDIENING
VOORZORGEN VOOR VEILIG GEBRUIK
Lees bij de ingebruikname van de motor de paragraaf met
VEILIGHEIDSINFORMATIE op pagina 2 en de GEBRUIKSCONTROLES VOORAF op
pagina 4.
Gevaar voor koolmonoxide
Laat voor uw eigen veiligheid de motor niet draaien in een afgesloten ruimte
zoals een garage. De uitlaatgassen van de motor bevatten giftig
koolmonoxide dat in een afgesloten ruimte snel een concentratie bereikt die
schadelijk of dodelijk is.
Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide dat in afgesloten
ruimten een gevaarlijke concentratie kan bereiken.
Het inademen van koolmonoxide kan leiden tot
bewusteloosheid of de dood.
Laat deze motor nooit in een (zelfs deels) afgesloten ruimte
draaien waar mensen aanwezig kunnen zijn.
Lees de instructies die zijn meegeleverd bij de apparatuur die wordt
aangedreven door deze motor om te zien welke veiligheidsmaatregelen u in
acht moet nemen bij het starten, uitschakelen of gebruik van de motor.
Gebruik de motor niet op hellingen van meer dan 20° (36%).
DE MOTOR STARTEN
1. Zet de brandstofkraan in de stand ON (AAN).
ON
2. Zet om een koude motor te starten de chokehendel of de chokestang
(betreffende uitvoeringen) in de stand DICHT.
CLOSED
(DICHT)
NEDERLANDS
BRANDSTOFKLEPHENDEL
ON
OFF
CHOKEHENDEL
OPEN
CLOSED (DICHT)
CHOKESTANG (betreffende uitvoeringen)
OPEN
CLOSED
(DICHT)