Hoofdstuk 5
5.3 Instellen uitblaastemperatuur
Voor het optimaal functioneren van het Allure-toestel zal de
uitblaastemperatuur ingesteld moeten worden, zoals deze is
vastgelegd in de ontwerpgegevens.
Deze uitblaastemperatuur kan in het instelprogramma wor-
den gewijzigd.
De uitblaastemperatuur is stapnummer 1 in het instelprogram-
ma.
Voor het aanpassen van stapnummer 1 in het instelpro-
gramma zie § 4.4.
5.4 Instellen luchthoeveelheid
Op het Allure-toestel kunnen 3 luchthoeveelheden naar be-
hoefte worden ingesteld: een minimale, een maximale lucht-
hoeveelheid en een aparte luchthoeveelheid voor "koeling". De
instellingen zijn afhankelijk van de ontwerpgegevens.
De luchthoeveelheid zal variëren tussen de ingestelde minima-
le en maximale luchthoeveelheid afhankelijk van de uitblaas-
temperatuur.
Het wijzigen van de minimale en maximale luchthoeveelheid
en indien van toepassing de luchthoeveelheid voor koeling
kunnen in het instelprogramma worden gewijzigd.
- Stapnummer 2 is minimale luchthoeveelheid
- Stapnummer 3 is maximale luchthoeveelheid
- Stapnummer 4 is luchthoeveelheid voor "koeling"
5.5 Inregelen van de luchthoeveelheid op de roosters
Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstempe-
ratuur, zodat het toestel maximaal gaat branden.
1. Zet de selectie keuze knop op de ruimtethermostaat op
luchthoeveelheid wordt bereikt. Het systeem moet stabiel
zijn, voordat verder wordt gegaan met inregelen.
Voor werking van de selectie keuze knop op de ruimtether-
mostaat zie § 2.3.
2. Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventie-
formules:
Algemeen geldt:
vrije doorlaat rooster x 60
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt:
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt:
34
m
/h
3
= m/min.
m
/h
3
= m/min.
0,72
m
/h
3
= m/min.
1,32
Allure B-10 HRD Uitgave F december 2014
In werking stellen
Voor een totaaloverzicht van alle door de installateur aan te
passen instelwaarden inclusief basisinstelling en instelbereik
zie de overzichtslijst instelwaarden in hoofdstuk 10.
Wordt de uitblaastemperatuur niet ingesteld volgens de ont-
werpgegevens dan zal het Allure toestel mogelijk niet optimaal
functioneren
Voor het aanpassen van stapnummers 2, 3 & 4 in het in-
stelprogramma zie § 4.4 punt 7 t/m 10.
Voor een totaaloverzicht van alle door de installateur aan te
passen instelwaarden inclusief basisinstelling en instelbereik
zie de overzichtslijst instelwaarden in hoofdstuk 10.
Wordt de luchthoeveelheden niet ingesteld volgens de ont-
werpgegevens dan zal het Allure toestel mogelijk niet optimaal
functioneren.
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste
positieve afwijking vertonen met de gewenste berekende
luchthoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet
indien er afwijkingen zijn nog eens alle roosters.
5. Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde ope-
ning van een rooster, wanneer uit het rooster de gewenste
luchthoeveelheid komt.
7
Zet de selectiekeuze knop op de ruimtethermostaat weer
terug op de oorspronkelijke situatie.