5
Selecteer het apparaat waarmee u een koppeling hebt
gemaakt en selecteer Volgende.
6
Selecteer een poort in het vervolgkeuzemenu.
7
Beveiligde verbinding.
Selecteer desgewenst
8
Voltooien om de configuratie te voltooien.
Selecteer
Wi-Fi
Het toestel is voorzien van draadloosnetwerkfunctionaliteit
waarmee u met draadloze lokale netwerken (WLAN's) verbinding
kunt maken.
Het apparaat gebruikt een niet-geharmoniseerde
frequentie en is bedoeld voor gebruik in alle Europese
landen. Het WLAN mag in de EU zonder beperkingen
binnenshuis worden gebruikt, maar mag in Frankrijk niet
buitenshuis worden gebruikt.
76
Connectiviteit
›
Activeren en met een WLAN verbinding
maken
1
Selecteer in het startmenu
Wi-Fi.
→
2
Schakel
naast Wi-Fi in om de WLAN-functie te activeren.
Het toestel gaat zoeken en geeft een lijst met WLAN-
toegangspunten weer.
3
Schakel het selectievakje naast een toegangspunt in.
Het toestel probeert verbinding met het WLAN te maken.
4
Geef een wachtwoord in en selecteer
›
Een nieuwe WLAN-verbinding maken
1
Selecteer in het startmenu
→
Wi-Fi.
2
Selecteer
Menu
→
Nieuwe toevoegen.
3
Geef de netwerkparameters en een netwerknaam in en
selecteer Volgende.
Instellingen
Verbindingen
→
OK (indien nodig).
Instellingen
Verbindingen
→