4. Controleer het brandstofniveau.
Gebruik loodvrije autobenzine van 91 RON of hoger (PON 86 of hoger).
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie/benzinemengsel. Voor-
kom dat er vuil of water in de brandstoftank komt.
WAARSCHUWING
• Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
• Vul brandstof bij in een goed geventileerde omgeving terwijl de motor is
uitgeschakeld. Rook niet en voorkom open vuur en vonken tijdens het bij-
tanken en in ruimten waar brandstof is opgeslagen.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof of brandstofdamp kan in brand
vliegen. Verwijder gemorste brandstof alvorens de motor te starten.
• Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof met de huid en
het inademen van benzinedampen.
HOUD BENZINE BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN.
Zorg ervoor dat de motor uit is en op een vlakke ondergrond staat. Verwijder
vervolgens de tankdop en controleer het brandstofniveau.
Vul de tank bij als deze bijna leeg is.
Doe de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de tank tot ongeveer 25 mm (1
inch) onder de rand, zodat de brandstof nog kan uitzetten. Afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de pomp wordt gebruikt, kan het nodig zijn om
het brandstofniveau te verlagen.
Controleer na het bijvullen of de tankdop goed is vastgedraaid.
BOVENSTE RAND BRANDSTOFTANK
12
MAXIMUMBRANDSTOFNIVEAU
25 mm
(1 inch.)