Figuur 1.2.4.1
Aansluiting condensafvoer
211291
Figuur 1.2.6.1
Nefit Muurdoorvoerset
Installatie-instructie Nefit EcomLine Classic HR-toestellen
1.
INSTALLEREN
Voor open opstellingen dient de losse dubbelpijps aansluitplaat op het toestel
bevestigd te worden (zie figuur 1.2.1.1). Deze aansluitplaat is te bestellen met
bestelnummer EV 28266.
1.2.3 Centraal lucht- en verbrandingsgasafvoersysteem
Het is alleen mogelijk om de Nefit EcomLine HR(C)-toestellen aan te
sluiten op een inpandig centrale lucht- en verbrandingsgasafvoersysteem
(CLV-systeem) na overleg en met akkoord van Nefit.
1.2.4 Condensafvoer
De aansluiting van de condensafvoer bevindt zich aan de onderzijde van het
toestel, deze is voorzien van een witte markering.
Om de juiste werking van het toestel te waarborgen dient buiten het toestel
de aansluiting onderbroken en voorzien van extra stankafsluiter of sifon op het
riool uit te monden (zie figuur 1.2.4.1).
Deze aansluiting dient onder afschot te worden aangesloten, waarbij de maxi-
male horizontale lengte 5 meter bedraagt. Lozen op een dakgoot is niet moge-
lijk vanwege bevriezingsgevaar. Op de stankafsluiter of sifon buiten het toestel
wordt tevens het ontlastwater van de inlaatcombinatie en het spuiwater van
eventueel in werking zijnde overstort geloosd.
Let op:
De sifon in het toestel mag niet worden afgedicht en de beide sifons
dienen gevuld te worden met water.
1.2.5 Vorstbeveiliging
Op de Nefit EcomLine HR(C)-toestellen hoeven geen vorstbeveiliging voor
het toestel aangebracht te worden. Deze beveiliging is geïntegreerd met de
aanvoersensor. De vorstbeveiliging schakelt het toestel in bij een ketelwater-
temperatuur van 7 °C en schakelt het toestel uit bij een ketelwatertempera-
tuur van 17 °C. De cv-installatie wordt niet beveiligd tegen vorst. Wanneer
bevriezingsgevaar optreedt bij een radiator of een leidingdeel moet de pomp-
schakelaar van het cv-toestel op stand 2 gezet worden. Ook dienen de radia-
torkranen open gezet te worden.
Let op:
Er mogen geen antivriesmiddelen, inhibitoren en/of chemische middelen
aan het cv-water worden toegevoegd.
1.2.6 Rookgasafvoer- en luchttoevoerweerstandstabel
De maximale leidinglengte van de luchttoevoer- en rookgasafvoerleidingen
wordt bepaald door de totale weerstand van alle componenten in het rook-
gasafvoer/luchttoevoersysteem, waarbij de maximaal toegestane drukval (zie
tabel 1.2.6.1) niet overschreden mag worden.
212029
1-7