10 Parametreren
VOORZICHTIG
Bij mediatemperaturen van meer dan 50 °C (122 °F) kunnen sommige
gedeelten van de behuizing warmer worden dan 65 °C (149 °F).
> verbrandingsgevaar�
► Apparaat niet met de hand aanraken�
► Hulpmiddel voor instellingen op het apparaat gebruiken (bijv� balpen)�
Parameters kunnen voor inbouw en inbedrijfstelling van het apparaat of tijdens het
actieve bedrijf worden ingesteld�
Wijzigt u de parameters tijdens het bedrijf, dan wordt de werking van de
installatie beïnvloed�
► Controleren of er geen storingen ontstaan in de installatie�
Tijdens het parametreren blijft het apparaat in de bedrijfsmodus� Het voert zijn
bewakingsfuncties met de bestaande parameters verder uit tot de parametrering
is voltooid�
Een parametrering is ook via de IO-Link-interface mogelijk (→ 4.10)�
10.1 Parametrering algemeen
1� Overschakelen van RUN-modus naar hoofdmenu
2� Selectie van de gewenste parameters
3� Overschakelen naar instelmodus
4� Wijzigen van de parameterwaarde
5� Overname van de ingestelde parameterwaarde
6� Terugkeer naar de RUN-modus
Door gelijktijdig indrukken van [▲] + [▼] kan de instelmodus worden
verlaten, zonder dat gewijzigde parameters worden opgeslagen�
30
[●]
[▲] of [▼]
[●]
[▲] of [▼] > 1 s
[●]
> 30 seconden (timeout) of
[▲] + [▼] tegelijkertijd
indrukken tot de RUN-modus
is bereikt�