Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorbereiding Voor Gebruik; Software; Systeemeisen; Installatie Van Smartgraph - Lufft LAN THI THIP TCO Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

5. Voorbereiding voor gebruik

5.1.

Software

5.1.1. Systeemeisen

Voordat u uw datalogger kunt instellen en gebruiken, moet
eerst de SmartGraph software worden geïnstalleerd op een
PC die minimaal voldoet aan de volgende eisen.
Besturingssysteem:
Windows XP SP 3 of hoger (32-bits of 64-bits)
Windows Vista (32-bits of 64-bits)
Windows 7 (32-bits of 64-bits)
Hardware:
Snelheid processor minimaal: 1,0 GHz
CD-romspeler
USB- of RJ45-aansluiting
Geheugen minimaal 512 MB
4 GB harde schijf
Adobe Acrobat Reader software

5.1.2. Installatie van SmartGraph

Plaats de CD-rom in speler van uw PC en installeer de
software volgens de aanwijzingen op het scherm

5.1.3. Voordat u de datalogger instelt

Sluit de datalogger met de meegeleverde USB-kabel aan op
uw PC. De datalogger wordt automatisch herkend door
Windows.
Als de netwerkfunctie actief is, kunt u uw datalogger ook
instellen via uw lokale netwerk (LAN-verbinding) Raadpleeg
hoofdstuk 6.2.2 voor meer informatie over de netwerkfunctie.
Start SmartGraph. Het programma herkent automatisch de
aangesloten datalogger en toont een lijst met bestaande
dataloggers. De datalogger is klaar om ingesteld te worden via
de software.
U vindt alle informatie over het gebruik van de software in de
software-handleiding. Deze is beschikbaar via de helpfunctie
van SmartGraph.
Functies van de professionele versie.
In de handleiding leest u ook hoe u kunt overstappen op de
professionele versie van SmartGraph (een stap hoger dan de
licentie bij het apparaat).
Werkingsmode M2
NL

6. Bediening

De PC-software SmartGraph is de centrale plaats voor de
instelling van uw datalogger. Geavanceerde instellingen voor
de werking en de weergave kunnen uitsluitend met behulp
van de software worden gedaan.
Basisinstellingen kunt u direct op de datalogger uitvoeren met
behulp van de selectietoets voor de mode.
De selectietoets voor de mode kan via de software worden
geblokkeerd. Het is dan niet langer mogelijk om de datalogger
in stellen via de selectietoets voor de mode.
6.1.

Starten en stoppen

Als de datalogger normaal van spanning is voorzien, is het
niet mogelijk deze uit te schakelen. De datalogger kan
eventueel wel in een energiezuinige mode werken (M1), wat
betekent dat meten, tonen en loggen niet actief zijn. In het
volgende hoofdstuk worden de vier werkingsmodes van de
datalogger nader uitgelegd.
6.2.

Basisinstellingen en werkingsmodes

instellingsmode en keert hij terug naar de oude weergave.

6.2.1. De vier werkingsmodes

Werkingsmode M1
Mode M1 selecteren
De datalogging is uitgeschakeld. Er wordt OFF getoond op de
tweede weergaveregel en de indicatie STOP verschijnt.
In
deze
elektriciteitsverbruik minimaal, want het apparaat meet niets
en geeft geen metingen weer.
Gebruiksaanwijzing datalogger
Met de selectietoets op de datalogger kunt u
zeven basisinstellingen wijzigen: selecteren
van
een
van
de
werkingsmodes,
netwerkfunctie
instellingen resetten en het geluidssignaal
inschakelen.
Klik kort op de selectietoets voor de mode om
de actuele werkingsmode op te vragen.
Druk nogmaals kort op de selectietoets voor
de
mode
om
door
instellingsmodes te bladeren
De geselecteerde mode blijft vier seconden
zichtbaar. Gedurende deze periode kunt u uw
selectie bevestigen.
Tijdens deze periode knippert linksonder op
het scherm de geselecteerde mode (M1, M2,
M3, M4, M51, M52, M53).
Houd om te bevestigen de selectietoets voor
de mode lang ingedrukt (1 seconde).
De datalogger gaat over in de geselecteerde
mode.
Als de selectie niet binnen 4 seconden wordt
bevestigd, dan verlaat de datalogger de
Weergave in mode M1
werkingsmode
(fabrieksinstelling)
vier
beschikbare
activeren,
de
verschillende
is
het
4

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave