11. O
PSPOREN EN VERHELPEN VAN
STORINGEN
In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen
en oplossen van bepaalde storingen die in de unit kunnen voorkomen.
Dit opsporen en oplossen van problemen mag alleen door uw
plaatselijke installateur worden uitgevoerd.
11.1. Algemene richtlijnen
Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek
naar voor de hand liggende gebreken zoals losse aansluitingen of
foute bedrading vooraleer te beginnen met de procedure voor het
opsporen en verhelpen van storingen.
WAARSCHUWING
Schakel steeds de hoofdschakelaar van de unit uit vooraleer
u het voedingspaneel of de schakelkast controleert.
Als een beveiliging geactiveerd is, moet u de unit uitschakelen en
nagaan waarom de beveiliging is geactiveerd vooraleer ze te
resetten. De beveiligingen mogen onder geen beding worden
overbrugd of op een andere waarde worden ingesteld dan deze van
de fabrieksinstelling. Raadpleeg uw plaatselijke verdeler als u de
oorzaak van de storing niet kunt vinden
Als de drukveiligheidsklep niet goed werkt en moet worden
vervangen, moet u de slang van de drukveiligheidsklep altijd weer
aansluiten om te voorkomen dat water uit de unit druppelt!
GEVAAR: ELEKTRISCHE SCHOK
Zie
"2. Algemene voorzorgsmaatregelen voor veiligheid"
op pagina
2.
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het onoplettend terugstellen van
de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit apparaat
niet worden gevoed middels een externe schakelinrichting
zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat
geregeld wordt in- en uitgeschakeld door de voorziening.
GEVAAR: LEIDINGEN EN INTERNE ONDERDELEN
NIET AANRAKEN
■
Raak de waterleidingen niet aan tijdens en onmiddellijk
na gebruik aangezien zij dan warm kunnen zijn.
■
Raak de koelmiddelleidingen niet aan tijdens en
onmiddellijk na gebruik aangezien zij dan warm of
koud kunnen zijn, afhankelijk van de staat van het
koelmiddel in de koelmiddelleidingen, de compressor
en andere onderdelen van de koelmiddelcyclus.
■
Raak de interne delen (pomp, backupverwarming, enz.)
nooit aan gedurende en onmiddellijk na de werking.
Zie
"2. Algemene voorzorgsmaatregelen voor veiligheid"
op pagina
2.
INFORMATIE
Voor problemen i.v.m. de zonnekit in optie voor verwarmen
van water voor huishoudelijk gebruik, zie het hoofdstuk
opsporen
en
oplossen
montagehandleiding van die kit.
EKHVH/X008BB6V3 + EKHVH/X008BB6+9WN
Daikin Altherma binnenunit
4PW64329-1A – 09.2011
.
van
problemen
in
de
11.2. Algemene symptomen
Symptoom 1: De unit is ingeschakeld (y-led brandt) maar de unit
verwarmt niet zoals het hoort
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuurinstelling is niet
correct.
Er is te weinig waterstroming.
Het watervolume in de installatie
is te laag.
Symptoom 2: De unit is ingeschakeld, maar de compressor start niet
(verwarmen van ruimten of van water voor huishoudelijk gebruik)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit moet opstarten buiten
zijn werkingsbereik (de
watertemperatuur is te laag).
De instellingen van de voeding met
kWh-voordeeltarief en de elektrische
aansluitingen komen niet overeen.
Het signaal voor kWh-voordeeltarief
werd gestuurd door de
elektriciteitsmaatschappij.
Symptoom 3: De pomp maakt lawaai (cavitatie)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er zit lucht in het systeem.
De waterdruk aan de pompinlaat
is te laag.
W
AT TE DOEN
Controleer het instelpunt van
de controller.
• Controleer of alle afsluiters
van het watercircuit helemaal
openstaan.
• Controleer of het waterfilter moet
gereinigd worden.
• Controleer of er geen lucht in het
systeem zit (ontlucht).
• Controleer op de manometer
of er voldoende waterdruk is.
De waterdruk moet >1 bar
(water is koud) zijn.
• Controleer of de pompsnelheid
in de hoogste stand staat.
• Controleer of het expansievat niet
defect is.
• Controleer of de weerstand in het
watercircuit niet te hoog is voor de
pomp (zie
"8.7. Pompsnelheid
instellen" op pagina
25).
Controleer of het watervolume in
de installatie boven de minimaal
vereiste waarde ligt (zie
"Controle
van het watervolume en de voordruk
in het ex-pansievat" op pagina
15).
W
AT TE DOEN
Bij een lage watertemperatuur
gebruikt het systeem eerst de
backupverwarming om de minimale
watertemperatuur (15°C) te
bereiken.
• Controleer of de voeding van de
backupverwarming in orde is.
• Controleer of de thermische
zekering van de
backupverwarming
niet gesprongen is.
• Controleer of de thermische
beveiliging van de
backupverwarming
niet geactiveerd is.
• Controleer of de schakelcontacten
van de backupverwarming niet
defect zijn.
Als [D-01]=1 of 2, is een
specifieke installatie van de
bedrading vereist zoals afgebeeld
in
"Aansluiting op een voeding met
kWh-voordeeltarief" op pagina
21.
Andere correct geïnstalleerde
configuraties zijn ook mogelijk, maar
zij moeten specifiek zijn voor het
type voeding met kWh-voordeeltarief
op deze specifieke site.
Wachten tot er weer stroom is.
W
AT TE DOEN
Ontlucht het systeem.
• Controleer op de manometer
of er voldoende waterdruk is.
De waterdruk moet >1 bar
(water is koud) zijn.
• Controleer of de manometer niet
defect is.
• Controleer of het expansievat niet
defect is.
• Controleer of de voordruk van het
expansievat correct is ingesteld
(zie
"Voordruk van het expansievat
instellen" op pagina
16).
Montagehandleiding
40