5. Schakel de aftakas uit en zet het tractiepedaal in de
neutraalstand. Start de motor, schakel de aftakas in,
draai het KeyChoice-sleuteltje om en laat dit weer los.
Het waarschuwingslampje voor werken in de
achteruit-stand hoort nu op te lichten.
6. Schakel de aftakas uit. Het waarschuwingslampje voor
werken in de achteruit-stand moet nu doven.
De tractor met de hand duwen
Belangrijk
U moet de tractor altijd met de hand duwen.
U mag de tractor nooit slepen. Dit kan schade aan de
transaxle veroorzaken.
De tractor duwen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Verwijder de grasvanger, zie Grasvanger verwijderen,
blz. 36.
7. Trek de aandrijfhendel (op de achterkant van de tractor)
uit naar de stand Duwen.
8. Zet de parkeerrem vrij.
Opmerking: Hierdoor wordt het aandrijfsysteem
uitgeschakeld en kunnen de wielen vrij draaien
(Fig. 14).
1
Figuur 14
1. In Werking
2
2. Stand Duwen
18
Gebruik van de machine
1. Stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de aandrijfhendel in de stand In Werking (Fig. 14)
om het aandrijfsysteem in te schakelen.
Opmerking: U kunt de tractor uitsluitend laten rijden
als de aandrijfhendel in de stand In Werking staat.
3. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren,
blz. 36.
Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de
gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen.
Vooruitrijden:
1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten,
blz. 13.
2. Zet uw voet op het tractiepedaal en trap het pedaal
langzaam in om vooruit te rijden (Fig. 15).
2
1
Figuur 15
1. Tractiepedaal
Opmerking: Om de snelheid te verhogen, moet u het
tractiepedaal intrappen. Om langzamer te rijden, laat u
het tractiepedaal opkomen.
2. Pedaal
achteruit-versnelling