het bereiken van de absoluut minimum spanning (ongeveer 21V) de centrale automatisch uitschakelen om
beschadiging van de batterijen te voorkomen.
6.3.2
BATTERIJ TEMPERATUUR:
Om de levensduur van de batterijen te optimaliseren, wordt de batterijlaad-spanning in functie van de
temperatuur bepaald. Om een optimale temperatuur-compensatie te bereiken, dient de temperatuurvoeler
op de behuizing van de batterij (niet op de klemmen!) te worden gekleefd.
6.3.3
INTERNE WEERSTAND BATTERIJ:
Om de autonome werking van de centrale te verzekeren, moeten de batterijen in goede staat zijn. Een
veroudering van de batterijen kan de vooropgestelde autonomie van de centrale gevoelig verminderen.
Ingeval van verouderde of defecte batterijen neemt de interne weerstand toe. De voedingsmonitor
controleert om de 3 uur de interne weerstand. Een te hoge interne weerstand wordt tijdig gemeld met de
technische storing "Storing noodvoeding". Wanneer deze melding, in combinatie met een oplichtende LED
L1 op de grondprint van de centrale verschijnt, dan dienen de batterijen te worden vervangen.
Als de foutmelding "Storing noodvoeding", na het vervangen van de batterijen, op het systeem aanwezig
blijft, dan dient de batterijtest handmatig uitgevoerd te worden. Deze batterijtest kan worden geactiveerd
door de jumper voor de monitoring van de interne weerstand (JP5) even te verwijderen, zodat de batterijtest
opnieuw kan worden uitgevoerd.
C.I.E. MD644
GEBRUIKSHANDLEIDING
9
HG-T644-001-V1 – 17 februari 2020