4.3 Gebruiksaanwijzing voor de installateur
Plaats van montage
- in het referentievertrek (dit is in een woonhuis de
woonkamer). In dit vertrek mag de c.v. niet op een
andere manier geregeld worden, bijv. met thermosta-
tische radiatorkranen.
- op ca. 1,5 m boven de vloer op een binnenmuur
- op een tochtvrije plaats en vrij van directe warmte-
straling, bijv. zonlicht, open haard, t.v.-toestel, etc.
Elektrische aansluiting
De klemmen 1, 2 en 3 van de afstandbediening worden
resp. verbonden met de klemmen 7, 8 en 9 van de
wandbehuizing waarin de menggroepregelaar is gemon-
teerd. Hierbij moet het bruggetje tussen de klemmen 7
en 8 worden verwijderd.
Let op: De afstandsbediening kan niet rechtstreeks
op een 2935 cascaderegelaar worden
aangesloten.
Bediening
De volgende knoppen zijn bereikbaar door het deksel
naar voren los te trekken.
Afb. 15 Instelknoppen voor de installateur (onder het
deksel)
Instelknop nachtverlaging C (afb. 15)
9
= geen nachtverlaging
1
= maximale nachtverlaging
Eén deelstreep komt overeen met 3 - 5°C
verlaging van de aanvoertemperatuur.
Dit geeft ca. 1°C ruimtetemperatuurverlaging.
Instelknop invloed ruimtetemperatuur D (afb. 15)
De beïnvloeding van de aanvoertemperatuur door
de ruimtetemperatuur zorgt ervoor dat de ruimte-
temperatuur zoveel mogelijk gehandhaafd blijft,
ook als er vreemde energiebronnen (bijv. zon-
instraling) aanwezig zijn. De schaalverdeling geeft
het aantal graden aanvoertemperatuurcorrectie
per graad ruimtetemperatuurafwijking.
Stand
Correctie
schakelaar
aanvoertemp.
per °C ruimte-
temp.afwijking
0
0°C
3
± 3°C
6
± 6°C
9
± 9°C
Instellingen op de rematic
Bij toepassing van een afstandsbediening moet de
bedrijfskeuzeschakelaar op de menggroepregelaar in de
stand links van '
' gezet worden.
Bij de UML-regelaar staat bij deze stand het symbool
' ', bij de UM-regelaar het symbool '
14
rematic
®
2935
Wanneer toepassen
Geen invloed ruimtetemp.
gewenst
Vloerverwarming
Radiatorenverwarming
geringe compensatie
Radiatorenverwarming
sterke compensatie
®
-menggroepregelaar
'.